Het Nederlandse mannenwielrennen zit niet in een goede positie. Ondanks het overweldigende succes van
Mathieu van der Poel is de situatie verre van ideaal, want er lijkt precies alleen de bijna 30-jarige Van der Poel te zijn die de traditionele wielernatie succes kan bezorgen. Ondertussen heeft België
Remco Evenepoel,
Wout Van Aert,
Jasper Philipsen,
Tim Merlier, en de lijst gaat maar door...
Ja, het Nederlandse wielrennen heeft de fenomenale Mathieu van der Poel. Maar... waar is de rest? "Daar zijn verschillende redenen voor", begint voormalig bondscoach Egon van Kessel in een interview voor
RIDE Magazine. Hij trekt een vergelijking met hun natuurlijke rivalen uit België die, in tegenstelling tot Nederland, altijd kunnen rekenen op meerdere toppers. "Ten eerste is dit door de geschiedenis heen altijd zo geweest. België is een wielerland, Nederland is een fietsland. Dat is een wereld van verschil. Koersen is een cultuur die wij niet hebben."
"Een heel belangrijke stap hierin is dat Nederland de weg van data is ingeslagen. Grote ploegen in Nederland selecteren renners op basis van data, kracht, vermogen, VO2max, ik weet niet wat. De plannen van de ploegleiders die deze mannen begeleiden, zijn gebaseerd op training. Dat heeft ertoe geleid dat we vergeten hoe we moeten koersen. Nederlanders trainen alleen maar. Als zij veertig wedstrijddagen krijgen, is dat veel. Terwijl je als jonge renner echt moet leren koersen. Je moet koersen om te leren hoe je de volgende keer moet winnen. Maar dat leren wij niet."
"Ze zijn tot op zekere hoogte ouderwets gebleven. Volgens sommigen behoor ik tot het oude wielrennen. Daar ben ik heel trots op. Een wedstrijd winnen doe je nog steeds met dezelfde tactieken als in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Die strategieën en de lessen van het koersen moet je jonge renners bijbrengen. Dat gebeurt veel te weinig in Nederland."
"In België koersen ze veel meer. In alle UCI .1-koersen zie je bijna alleen maar Belgische profs", zegt Van Kessel, die een tijdje meereed met de Nederlandse conti-ploeg
BEAT Cycling. "Visma? Die waren er bijna nooit. Ik zal het je in jargon vertellen: ze noemen het
shit wedstrijden, met smalle wegen en slecht asfalt."
De coach vindt dat een pretentieus standpunt dat het Nederlandse wielrennen schaadt: "Daar leer je koersen, daar leer je sturen, daar krijg je meer souplesse, daar leer je vijf uur geconcentreerd rijden, daar leer je op je gezicht vallen, want dat zijn moeilijke koersen. Dat is gewoon nodig."