Zondag breekt een nieuw hoofdstuk aan in de wielergeschiedenis. Het moment waar de wielerwereld reikhalzend naar heeft uitgekeken: het debuut van Tadej Pogacar in Parijs-Roubaix.
Voor het eerst zal de meest complete renner van zijn generatie zich wagen aan de mythische Hel van het Noorden — een koers die in niets lijkt op wat hij tot nu toe heeft bedwongen. Kasseien, modder, brute kracht en chaos. Het is een wereld op zich. En Pogacar stapt er recht in, niet als debutant in de marge, maar als dé renner die in 2024 al zijn stempel drukt op het hele wielerseizoen.
Is er ooit eerder zo reikhalzend uitgekeken naar een debuut in Roubaix?
Pogacar verschijnt niet alleen aan de start als meervoudig winnaar van een Monument, niet enkel als tweevoudig Tourwinnaar, maar als dé grootste naam binnen de hedendaagse wielersport. Wat hij tot nu toe heeft laten zien, tart de conventies van het moderne wielrennen — en zondag zou weleens de dag kunnen worden waarop hij die nog verder herschrijft.
Zijn aanwezigheid maakt van deze editie van Parijs-Roubaix veel meer dan een klassieke eendagskoers. Dit wordt een koers met historische weerklank. Een moment waarop sport, mythe en ambitie samenkomen.
In 2024 bereikte Tadej Pogacar het ondenkbare. Hij schreef geschiedenis door in één seizoen de Giro d’Italia, de Tour de France én het WK Wielrennen op de weg te winnen. Een prestatie van mythische proporties, een moderne 'triple crown' die in decennia niet meer is voorgekomen — en slechts twee keer eerder door een mannelijke renner werd voltooid. Alsof dat nog niet genoeg was, voegde hij ook twaalf ritzeges in Grote Rondes toe aan zijn palmares. Voor de rest van het peloton bleef er slechts kruimelwerk over.
Geen enkele renner van deze eeuw kwam zelfs maar in de buurt. De dubbel Giro-Tour werd lange tijd als een romantisch overblijfsel uit een ver verleden beschouwd, onhaalbaar in het hedendaagse, hypergespecialiseerde wielrennen. Tot Pogacar het onmogelijke opnieuw mogelijk maakte. De regenboogtrui bekroonde een seizoen van ongekende dominantie — maar het was vooral de manier waarop hij won die diepe indruk naliet: aanvallend, flamboyant, compromisloos. Pogacar verdedigde nooit, hij creëerde.
En toch... ondanks dat alles, zou een zege in Parijs-Roubaix in 2025 weleens zijn grootste overwinning tot nu toe kunnen worden.
Niet omdat het de zwaarste koers is — al is ze dat vaak wel. Niet omdat het de meest prestigieuze is — dat is subjectief. Maar omdat Roubaix een andere taal spreekt. Een taal van modder, metaal en marteling. En als Pogacar ook deze kan leren beheersen, dan bewijst hij zich niet alleen als de beste van zijn generatie, maar misschien wel als de meest complete renner aller tijden.
Wat het debuut van Tadej Pogacar in Parijs-Roubaix des te intrigerender maakt, is het feit dat de Hel van het Noorden een van de laatste twee ontbrekende Monumenten op zijn palmares is. De andere? Milano-Sanremo.
Nog geen maand geleden richtte Pogacar zijn vizier haarscherp op die Italiaanse klassieker. Hij vloog als een bezetene over de Poggio, zijn aanval niets minder dan indrukwekkend. Maar het bleek niet genoeg. Op de Via Roma stond een andere grootheid op: Mathieu van der Poel. De Nederlander counterde en sprintte naar de zege, waardoor Pogacars droom opnieuw uitgesteld werd.
Voorafgaand aan die koers gaf de Sloveen toe dat Sanremo de Monument is die hij het allerliefste wil winnen. Maar misschien heeft die nederlaag iets losgemaakt. Misschien was het net die frustratie die hem ertoe bracht om iets nog gewaagders te proberen: zijn debuut in Parijs-Roubaix, het meest meedogenloze Monument van allemaal.
Want laten we wel wezen: historisch gezien hebben klimmers en rondespecialisten deze koers vermeden als de pest. De risico’s zijn torenhoog. De kasseien meedogenloos. Valpartijen schering en inslag. Verwaarloosbaar. Maar Pogacar is geen renner als alle anderen. Waar zijn concurrenten grenzen zien, ruikt hij mogelijkheden.
Hij wil niet alleen overwinningen stapelen. Hij wil een erfenis nalaten. Niet als de beste ronderenner van zijn generatie, maar als een wielrenner in de puurste en meest complete zin van het woord.
In een zinderende editie van de Ronde van Vlaanderen wist de Sloveen afgelopen weekend eindelijk zijn grote rivaal Mathieu van der Poel te kraken en de koers voor de tweede keer op zijn naam te schrijven.
Het was voor het eerst dit voorjaar dat Pogacar de Nederlander versloeg. In Milano-Sanremo had Van der Poel immers als eerste toegeslagen, en laten we vooral niet vergeten dat hij in 2024 de iconische dubbel Vlaanderen–Roubaix wist te winnen in de regenboogtrui.
Jarenlang lag de focus op rivaliteiten als Pogacar vs. Vingegaard of Van der Poel vs. Van Aert, maar in stilte voltrok zich misschien wel het ultieme duel van dit tijdperk: Pogacar versus Van der Poel.
De balans staat in 2025 nu op 1-1. Twee titanen, elk met hun unieke stijl en palmares, verwikkeld in een strijd die doet denken aan legendarische duels: Merckx vs. De Vlaeminck, Boonen vs. Cancellara, Coppi vs. Bartali. Deze zondag kan de balans definitief kantelen.
Maar Roubaix is Vlaanderen niet. Hier geen beklimmingen van de Oude Kwaremont of de Paterberg, maar brute stroken van natte, grillige kasseien. Sectoren die geen ruimte laten voor finesse, maar brute kracht en onverzettelijkheid eisen.
Waar moet Pogacar het verschil maken? Die vraag houdt het peloton en het publiek in de greep. Hij weegt 66 kilogram – lichtvoetig voor de Hel van het Noorden. Ter vergelijking: voormalige winnaars als Filippo Ganna, Wout van Aert, Mads Pedersen en Mathieu van der Poel zelf bewegen zich als stoomboten over het Noord-Franse wegdek, met gewichten rond de 80 à 90 kilogram. In Roubaix regeert de spierbal, niet de stylist.
Zoals voormalig winnaar Dirk Demol het scherp samenvatte: "Ik zou zeer verrast zijn als hij de rest zou overtreffen." En inderdaad, op papier zijn de kansen tegen Pogacar — in gewicht, in ervaring, in terreinkennis. Maar dat waren ze ook toen hij op 100 kilometer van de streep in Glasgow demarreerde voor de wereldtitel. Dat waren ze ook toen hij de dubbel Giro–Tour aankondigde, iets wat velen als waanzin bestempelden.
Pogacar leeft om het onmogelijke mogelijk te maken. Om het script aan flarden te scheuren. Om niet alleen te winnen, maar het wielrennen opnieuw te definiëren.
Waar kan Tadej Pogacar de grote namen op achterstand zetten? In het Bos van Wallers-Arenberg? Op de Mons-en-Pévèle? Of misschien op het meedogenloze Carrefour de l'Arbre? Het zijn stuk voor stuk sectoren waar Parijs-Roubaix zijn genadeloze reputatie aan te danken heeft – plekken waar wedstrijden niet zozeer gewonnen, maar vooral verloren worden. Maar als Pogacar dezelfde benen meebrengt als in de Ronde van Vlaanderen, dan ligt er misschien wél een ontsnappingsroute naar de zege verscholen tussen die brokken Noord-Frans graniet.
Laten we wel wezen: in het vorige decennium zou het ondenkbaar zijn geweest. Een Tour de France-kandidaat die Roubaix rijdt? Laat staan wint? Pure fictie. In de jaren 2010 regeerde het tijdperk van specialisatie. Ronderenners werden afgesteld als klimmersmachines. Hun schema's waren rigide, hun voorbereiding minutieus gericht op pieken in juli – en alleen in juli. Pavéwedstrijden waren taboe. Te chaotisch, te veel risico, te weinig voorspelbaarheid.
Het leverde efficiënte kampioenen op zoals Chris Froome en Vincenzo Nibali, maar renners die – ondanks al hun grootheid – opereerden binnen de grenzen van hun discipline. Parijs-Roubaix? Niet op de radar. En dat was precies de bedoeling.
Pogacar zijn aankondiging van een koerswissel kwam in 2022, toen hij in de Ronde van Vlaanderen debuteerde en het peloton schrik aanjoeg. Een jaar later won hij de koers alsof het zijn achtertuin was. In 2024 tikte hij zowat alles aan wat er te winnen viel: de Giro, de Tour, het WK Wielrennen… En nu dus Roubaix – of op z’n minst de poging daartoe.
Voor Pogacar bestaat er geen kalender die hem dicteert, geen traditie die hem tegenhoudt. Hij herschrijft de definitie van een wielrenner met elke trappendag. Waar anderen hokjes accepteren, gooit hij de muren omver.
Zondag aan de start in Compiègne staat dus niet alleen een renner. Het is een manifest. Een statement. Een weigering om te kiezen tussen stijlen, ondergronden en profielen. Pogacar wil niet passen in een mal. Hij wil de mal zijn.
Als Tadej Pogacar zondag Parijs-Roubaix wint, worden de vergelijkingen met Eddy Merckx niet langer ingegeven door lyriek, maar door de cijfers.
Merckx blijft tot op heden de maatstaf: een renner die zowel de grootste eendagskoersen als de zwaarste rittenwedstrijden domineerde. In 1975 leverde hij misschien wel het meest indrukwekkende monumentenseizoen aller tijden af: winst in Milano-Sanremo, Ronde van Vlaanderen en Luik-Bastenaken-Luik, tweede in Parijs-Roubaix, zesde in Lombardije. Een campagne die sindsdien onbenaderd is gebleven. Tot nu.
Pogacar werd dit voorjaar al derde in Sanremo, schreef Vlaanderen op zijn naam, en richt nu zijn vizier op Roubaix, Luik en later het najaarsluik in Lombardije. In Luik stond hij al twee keer op het hoogste schavot en in Lombardije is hij vier seizoenen op rij ongeslagen. De Sloveen staat op het punt om wielergeschiedenis te herschrijven.
Volgens de gezaghebbende data van Cycling Statistics ligt Pogacar momenteel op schema om de meest dominante Monumentencampagne uit de geschiedenis te rijden. Alleen al deelnemen aan alle vijf de Monumenten in één seizoen is zeldzaam – laat staan er in elk van die koersen voor de overwinning strijden. Wat hij probeert, is simpelweg ongezien.
Maar er is een kleine kanttekening, en misschien zelfs een voorteken voor renners als Remco Evenepoel en Jonas Vingegaard. In dat fameuze jaar 1975, waarin Merckx het monumentenpeloton overklaste, slaagde hij er opvallend genoeg níét in om een Grote Ronde te winnen.
Een seizoen als een legende, maar ook een seizoen waarin het menselijke toch nog even de kop opstak. Zal Pogacar hetzelfde pad bewandelen? Of doet hij wat zelfs Merckx nooit lukte: het allemaal winnen?
Slechts drie renners in de geschiedenis hebben alle vijf de Monumenten gewonnen: Rik Van Looy, Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck. Het is een prestatie die zelfs de meest veelzijdige kampioenen in het moderne wielrennen tot nu toe niet is gelukt.
Tadej Pogacar heeft al Lombardije (vier keer), Luik (twee keer) en Vlaanderen (twee keer) op zijn naam staan. Hij stond meerdere keren op het podium van Sanremo. Roubaix is nu de laatste grote uitdaging.
Als hij zondag wint, voegt hij zich bij de selecte club van onsterfelijken en plaatst hij zichzelf mogelijk op het pad om de grootste wielrenner aller tijden te worden.
De moeilijkheid van deze prestatie is niet te onderschatten. De kasseien zijn onvoorspelbaar. Het weer kan alles veranderen. Mechanische pech kan in een oogwenk een koers verwoesten. En de concurrentie is keihard: Van der Poel, Ganna, Pedersen, Küng, Van Aert, Philipsen en anderen zullen het hem allesbehalve makkelijk maken.
Maar dat maakt Pogacars poging juist zo bijzonder. Hij is bereid alles te riskeren. Zijn reputatie, zijn staat van dienst, zelfs zijn lichaam. Alles voor een kans op Roubaix. Als Pogacar slaagt, zal het niet alleen de recordboeken herschrijven, maar ook de wielercultuur zelf veranderen.
Jarenlang heeft specialisatie de sport gedomineerd. Renners werden jong geïdentificeerd en in specifieke rollen ingedeeld: sprinter, klimmer, klassiekerrenner, tijdrijder, klassementsleider. Het was zeldzaam dat renners disciplines kruisten of het onmogelijke probeerden. De kalender was rigide, risico’s werden geminimaliseerd.
Maar Pogacar daagt die gevestigde normen uit.
In 2024 al inspireerde zijn succes in de Giro, de Tour en het WK andere renners om dezelfde doelen na te streven. Meer en meer renners overwegen nu om de dubbel Giro-Tour aan te pakken. Steeds vaker zien we klassementsrenners die zich wagen aan de klassiekers, en zelfs sprinters heroverwegen hun langeafstandskalender.
Dit alles brengt uiteraard enorme druk met zich mee. Roubaix is genadeloos. Het heeft zelfs de grootste renners geknakt. Tom Boonen won vier keer, maar kende ook brute nederlagen. Peter Sagan behaalde slechts één overwinning, maar viel meerdere keren uit. Cancellara, Vanmarcke, Van Aert – allemaal hebben zij zowel glorie als pijn ervaren op de kasseien van de 'Hel van het Noorden'.
Pogacar stapt voor het eerst in deze wereld. En in tegenstelling tot de Ronde van Vlaanderen is er hier geen vangnet van beklimmingen om van te profiteren. Dit is vlak, snel en fysiek afmattend. Maar dat maakt de koers juist zo meeslepend.
Aanstaande zondag gaat Tadej Pogacar iets proberen wat bijna niemand voor mogelijk hield. Hij heeft al het hooggebergte bedwongen, de weeklange etappes en de beklimmingen van Luik en Lombardije overwonnen. Hij heeft de sprinters verslagen, de klimmers achter zich gelaten en de tactici te slim af geweest.
Wat er zondag ook gebeurt, één ding is nu al duidelijk: Pogacar heeft het wielrennen veranderd. Zelfs als hij Parijs-Roubaix niet wint, is het feit dat hij deze koers überhaupt rijdt, na een Giro-Tour dubbel, na een overwinning in Vlaanderen, na een wereldtitel, een erfenis op zich. Hij herdefinieert grootheid.
En als hij wint? Dan kijken we misschien niet alleen terug op de dag dat Pogacar Roubaix veroverde, maar ook op de dag dat wielrennen zelf een nieuw tijdperk inging.