De Tour van 2026, onlangs gepresenteerd door wedstrijdleider Thierry Gouvenou, telt volgens het routeboek zeven etappes die mogelijk op een massasprint eindigen: 5, 7, 8, 11, 12, 17 en 21. Dat zijn er twee meer dan in 2025. Maar wie de kaart goed bekijkt, weet dat “potentiële sprintkansen” niet altijd realistische sprintkansen zijn.
Zelfs Gouvenou gaf eerder al aan dat vlakke etappes niet langer de voorkeur krijgen bij de ASO. De nadruk ligt op variatie, spektakel en koersdynamiek — een recept dat vaak in het nadeel van de pure sprinters uitpakt.
Merlier: “Ze willen spanning, dus schrappen ze de saaie ritten”
Tim Merlier (Soudal–Quick-Step), goed voor drie Tour-etappezeges, liet bij Sporza weten dat hij het parcours nog nader wil bestuderen, maar zijn eerste indruk was gemengd.
“Hoewel ik nog naar de details moet kijken, zie ik persoonlijk zes kansen,” zei hij. “Maar er kunnen er ook een paar afvallen als het onderweg al lastig is geweest. Natuurlijk zou ik liever wat meer sprintetappes zien. Maar ze willen spanning in de Tour, dus halen ze de saaie ritten eruit.”
Merlier verwacht dat veel van de zogenaamde vlakke ritten in werkelijkheid glooiend zijn of eindigen na een lastige finale. Dat maakt het voor sprinters die op hun pure snelheid vertrouwen moeilijker om hun ploeg perfect te positioneren.
Parijs blijft een onzekere droom
De Belgische topsprinter heeft ook twijfels bij de slotetappe in Parijs, die net als in 2025 finisht op het Montmartre-circuit. Daar versloeg Wout van Aert vorig jaar Pogacar in een regenachtige apotheose.
In 2026 keert hetzelfde slot terug, weliswaar met één extra ronde over de Champs-Élysées. Een geste aan de sprinters, maar Merlier blijft sceptisch:
“Het is en blijft moeilijk voor ons. Vooral door die extreme bergetappes in de aanloop. Ik hoop ooit nog eens te sprinten op de Champs-Élysées. Dat is me nog niet overkomen.”
De Belg vreest dat de opeenstapeling van inspanningen in de slotweek zijn soort zal nekken.
Alpenblokken als finale beproeving
Merlier wees ook op de zware slotfase van het parcours, waarin de renners tweemaal de Alpe d’Huez beklimmen — op opeenvolgende dagen, in etappes 19 en 20.
“Na die etappes zijn de benen van de sprinters afgesneden,” zei hij. “Het is een prachtige Tour, maar niet eentje die veel ruimte laat om te herstellen. Wie in Parijs nog iets wil, moet bijna bovenmenselijk zijn.”
De zware Alpen-etappes zullen de meeste snelle mannen dwingen om vooral te overleven, in plaats van aan sprinttreinen te denken.
Kittel: “Sprintetappes horen bij het DNA van de Tour”
Voormalig topsprinter
Marcel Kittel mengde zich eerder dit jaar in de discussie over de balans tussen sprinters en klimmers in de moderne Tour. Hij verdedigde het belang van pure snelheidsduels binnen de koers:
“Je kunt het de sprintersploegen niet kwalijk nemen dat ze proberen de wedstrijd te controleren en voor een sprint te zorgen,” aldus Kittel. “Er zijn maar een beperkt aantal kansen in de Tour, en dit is topsport. Ook de sprinters verdienen hun momenten.”
De Tour 2026 lijkt op papier meer kansen te bieden, maar of de realiteit die belofte waarmaakt, is allerminst zeker.