"Wat hij wint is van een andere orde" - Adrie van der Poel over het verschil tussen hem en zijn zoon Mathieu

Wielrennen
zondag, 06 april 2025 om 7:00
adrievanderpoel

Zondag kan een beslissende dag worden in de al indrukwekkende carrière van Mathieu van der Poel. De Nederlander jaagt op een vierde zege in de Ronde van Vlaanderen — een overwinning die hem de meest succesvolle renner in de geschiedenis van dit monumentale voorjaarsspektakel zou maken. Maar niemand minder dan Tadej Pogačar staat hem in de weg.

Onder de toeschouwers die met extra scherpe blik zullen volgen, bevindt zich zijn vader Adrie van der Poel, die zijn zoon van nabij heeft zien opgroeien tot de renner die hij vandaag is. Hoewel het wielrennen hem met de paplepel werd ingegeven, was het aanvankelijk allerminst vanzelfsprekend dat Mathieu die weg zou inslaan. Zijn eerste stappen in de sportwereld zette hij op het voetbalveld.

Van der Poel junior bleek ook dáár een natuurtalent. Hij werd opgepikt door Willem II en doorliep hun jeugdscoutingsprogramma met glans. “Na een jaar behoorde Matje tot de vier jongens die door mochten,” vertelt Adrie aan NRC. Maar ondanks het vroege succes op het veld, lag zijn hart elders. “Pap,” zei hij op een dag, “ik wil eigenlijk helemaal geen voetballer worden.”

Adrie adviseerde hem om netjes afscheid te nemen van de club, iets wat Mathieu op voorbeeldige wijze deed. “Die coach vond het prachtig, die begreep het volledig,” herinnert Adrie zich.

De overstap naar het wielrennen bleek geen sprong in het diepe, maar een terugkeer naar zijn ware aard. Al op jonge leeftijd viel zijn aanleg op. “Mathieu was van jongs af aan lenig, technisch handig en bovenal gedreven. Hij wilde altijd het maximale eruit halen, hij had de wil om te winnen. Dat herkende ik in mezelf,” aldus Adrie.

Vijf jaar later was Mathieu al de leider van een opkomende ploeg. Alpecin was op dat moment nog geen WorldTour-team — die status zou pas komen met de opmars van hun kopman. Met het succes groeiden ook de professionele structuren rondom hem. Zo stelde zijn personal trainer een maximum van zestig koersdagen per jaar voor, en raadde hij aan om de Tour de France pas na zijn 25e te rijden. Adrie stond volledig achter die keuzes. “Ik heb ook altijd gezegd: zorg voor minstens één rustdag per week. Dan heb je toch 52 dagen per jaar waarop je even helemaal niet op de fiets zit.”

Toch waren er ook zorgen. “Een paar jaar geleden reed hij af en toe op een crossmotor,” vertelt Adrie. “Hij had verschillende motoren. Ik vond dat niks. Zijn beste vriend zit in de motorsport en liep bij een ongeval een dwarslaesie op. Toen heb ik tegen Mathieu gezegd: doe dat nou niet. Je hebt nog een heel leven om van zulke dingen te genieten als je gestopt bent met koersen.”

Maar Adrie wist ook wanneer hij moest loslaten. “Als ik het tien keer zeg, doet hij het juist wél. Dus ik liet het rusten. Inmiddels hoor ik hem er niet meer over. Volgens mij heeft hij die motoren allang verkocht. Zijn nieuwe passie is golf. Daar is hij helemaal in opgegaan. Terwijl ik dan denk: écht, golf?” zegt hij lachend. “Ik vind het ook mooi — maar dan met iemand anders.”

Ook buiten de koers is Mathieu opmerkelijk gedisciplineerd. “Als bedrijven zich aan Matje willen verbinden, waarom zou hij dat dan niet doen?” zegt Adrie trots. “Hij is zuinig op zijn spullen. Je ziet hem zelden in een vuile auto, en zijn huis is altijd spik en span.”

Die aandacht voor detail herkent Adrie maar al te goed. “Als die jongens vroeger thuis kwamen van een regenachtige trainingsrit, maakte ik hun fietsen en helmen schoon. Mijn vrouw waste hun kleren, en een uur later was alles weer netjes. Dat is nu nog steeds zo. Als Mathieu een cross in de buurt rijdt, zeg ik: neem een douche bij ons. Als hij vertrekt, is zijn fiets blinkend schoon.”

Bescheiden besluit hij: “Ik kon vroeger eigenlijk niet zoveel. Wat hij wint, is van een andere orde. En dan vooral de manier waarop. Solo’s van 80 kilometer? Daar had ik het lichaam niet voor. Bij mij moest het tactisch allemaal net goed vallen.”

Claps 0bezoekers 0

Net Binnen

Meest Gelezen