Laat de uitslag je niet misleiden: Mads Pedersen kende zondag in Parijs-Roubaix een ongelukkige dag. En dat op het slechtst denkbare moment. Terwijl de koers in vuur en vlam stond door de demarrage van Tadej Pogacar en de onstuitbare kracht van Mathieu van der Poel, sloeg het noodlot toe. Een lekke band, precies toen de finale ontplofte.
Pogacar ging even later onderuit en kon geen vuist meer maken, Van der Poel reed solo naar zijn derde opeenvolgende zege in de 'Hel van het Noorden'. Pedersen, intussen, beet door. De Deen vocht voor wat hij waard was, herstelde zich knap en reed alsnog naar een derde plaats, achter Van der Poel en de herstellende Pogacar. Weer een podium, maar opnieuw het gevoel dat er meer in had gezeten.
Toch was het niet alleen het noodlot dat hem tegenhield. Hoe sterk, vormvast en getalenteerd hij ook is, Pedersen maakte wederom keuzes in de finale die je je simpelweg niet kunt veroorloven als je tegenover een renner als Van der Poel staat. Tactisch zat het opnieuw niet helemaal snor. En dat maakt het des te frustrerender. Want dit was niet de eerste keer.
Wie de beelden bekijkt, de analyses volgt en luistert naar de woorden van Mads Pedersen zelf, ziet een patroon dat steeds duidelijker wordt. Een patroon dat wijst op één terugkerend pijnpunt: tactische naïviteit in de strijd tegen de twee grootste kampioenen van deze generatie.
Neem de ontsnapping na het Bos van Wallers-Arenberg. Toen de koers openbrak en een elitegroep zich vormde, draaide Pedersen zonder aarzelen mee met de mannen van Alpecin-Deceuninck — waaronder niemand minder dan Mathieu van der Poel en Jasper Philipsen. Ook Tadej Pogačar leverde zijn deel van het werk.
Maar de vraag rijst: waarom?
Van der Poel had in die situatie alles te winnen. Hij was de sterkste man van het peloton, de topfavoriet én titelverdediger. Toch was het Pedersen die mee aan het wiel trok, in plaats van de Alpecin-formatie het vuile werk te laten opknappen. Hij deed het werk voor de man die hij moest kloppen.
En dat is geen incident. Ook in de E3 Saxo Classic eerder dit voorjaar bevond Pedersen zich in een vergelijkbaar scenario. Daar zat hij samen met Van der Poel in een elitegroep, trok voluit mee aan het front, alleen om op de Oude Kwaremont onverbiddelijk gelost te worden. Een scenario dat zich keer op keer lijkt te herhalen.
De les is even eenvoudig als pijnlijk: Van der Poel helpen, betekent meestal dat je jezelf uitschakelt. Vraag het maar aan het peloton van tien jaar geleden, in de hoogdagen van Peter Sagan.
Toen Sagan in zijn prime verkeerde, weigerden rivalen collectief om hem te helpen in de achtervolging. Ze wisten: als je met Sagan samenwerkt, rekent hij genadeloos af aan de meet. Dus lieten ze hem liever op kop sleuren, speelden het op chaos, en probeerden zo hun kansen te maximaliseren.
Pedersen lijkt bij Van der Poel het omgekeerde te doen. Hij werkt mee. Hij houdt het tempo hoog. Hij jaagt mee de vluchters op en houdt de groep samen. Met andere woorden: hij rijdt exact de koers die Van der Poel wil. En zolang hij dat blijft doen, blijft hij ook zichzelf verslaan.
Natuurlijk is het niet zo eenvoudig als “achterin blijven hangen en hopen op een mirakel”. Mads Pedersen is geen passieve passagier in het peloton. Integendeel: hij is een rasaanvaller, een koersmaker pur sang. Brutaal, onverschrokken en altijd bereid om de koers open te breken. Maar soms, juist door die gretigheid, richt hij zijn energie verkeerd.
Neem Parijs-Roubaix. Met nog ruim 100 kilometer te gaan, gooide Pedersen de knuppel in het hoenderhok met een aanval in de zijwind. Spannend? Absoluut. Maar ook roekeloos, gezien het moment en de omstandigheden. De kans dat de groep stand zou houden was klein. Het resultaat? Verspilde krachten voor weinig of geen strategisch voordeel.
En dat kost punten, letterlijk en figuurlijk, in een koers als Roubaix, waar elk beetje energie telt. Waar het verschil tussen de juiste versnelling kunnen volgen of moeten lossen soms afhangt van één onnodige inspanning 60 kilometer eerder.
Het wrange is: Pedersen weet dit. Hij heeft de intelligentie en zelfreflectie om zijn zwakke punten te herkennen. Voor de Ronde van Vlaanderen, waarin hij knap tweede werd, zei hij zelf nog: “Als het op een één-op-één uitkomt, laat Mathieu me gewoon achter.” Eerder dit voorjaar gaf hij ook toe: “Ik kan niet zomaar volgen en afwachten wat Van der Poel of Pogačar doen.”
Dat zijn geen loze woorden. Het zijn eerlijke, lucide inzichten van een renner die zijn rivalen begrijpt. Maar wat gebeurt er in de koers?
Hij rijdt zich weer stuk op Van der Poel. En daarna opnieuw. En opnieuw.
Aan de capaciteiten van Mads Pedersen valt niet te twijfelen. Sterker nog, zijn voorjaarscampagne behoort tot de meest indrukwekkende van de afgelopen jaren:
Zelden zagen we zo'n constante reeks prestaties in de klassiekers. Podiumplaatsen in twee van de drie Monumenten tot nu toe, winst in een topklassieker op kasseien – het voorjaar van de Deen is er één om u tegen te zeggen. Zijn vorm? Uitstekend. Zijn palmares? Indrukwekkend. Laten we niet vergeten: wereldkampioen in 2019, etappewinnaar in álle drie de Grote Rondes – iets wat slechts een select gezelschap renners kan zeggen.
En toch ontbreekt er iets. Een Monument. De allergrootste zeges: Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Milano-Sanremo, die blijven vooralsnog net buiten bereik. En zolang hij in dezelfde generatie racet als Mathieu van der Poel, zijn de kansen schaars en moet elke mogelijkheid optimaal benut worden.
Pedersen is dicht bij het summum van de wielersport. Maar om de geschiedenisboeken écht te betreden, moet dat ene ontbrekende puzzelstukje nog worden gelegd.
Om eerlijk te zijn tegenover Mads Pedersen: een groot deel van zijn frustratie ligt simpelweg in het tijdperk waarin hij koerst.
Was hij vijf jaar eerder prof geworden, dan had hij wellicht de klassiekers gedomineerd zoals renners als Boonen en Cancellara dat ooit deden. Maar in plaats daarvan moet hij het opnemen tegen Tadej Pogačar, Mathieu van der Poel en Remco Evenepoel. Een gouden generatie die de grootste eendagskoersen heeft veranderd in hun eigen speeltuin.
Sinds begin 2022 wonnen deze drie maar liefst 19 van de 22 belangrijkste eendagswedstrijden – Monuments, Wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen inbegrepen. Dat is goed voor een duizelingwekkende 86,3% van de meest prestigieuze overwinningen die er in het wielrennen te behalen zijn.
Van der Poel alleen al verzamelde acht Monumenten en wereldtitels op de weg, in het veld én op gravel. Het zijn cijfers die passen bij een once-in-a-generation renner.
Dus ja, misschien had Pedersen ook zonder die lekke band in Roubaix verloren. Dat lijkt de meest waarschijnlijke uitkomst. Maar als je zelf toegeeft dat je Van der Poel niet kunt kloppen in een man-tegen-man duel, waarom blijf je dan racen alsof je hem wél kunt verslaan op zijn manier?
De strijd van Pedersen is niet die van een man zonder klasse, maar van een kampioen die net op het verkeerde moment in de geschiedenis is geboren.
Het is de moeite waard om na te denken over hoe anderen tegen dominantie raceten.
Zoals eerder vermeld, was Peter Sagan in zijn beste jaren constant geïsoleerd. Zijn rivalen namen tactische beslissingen om niet met hem samen te werken, zelfs als dat hen een betere plaats kostte. Waarom? Omdat ze wisten dat hun enige kans om hem te verslaan was om hem te veel te laten doen en te gokken op vermoeidheid.
Zo versloeg Philippe Gilbert Sagan in de Ronde van Vlaanderen van 2017. En dat is ook hoe Kasper Asgreen Van der Poel versloeg in 2021, nee ik neem niets af van Asgreen's overwinning in Vlaanderen, maar misschien blies Van der Poel op omdat Asgreen hem meer werk liet doen?
Pedersen heeft die aanpassing tactisch niet gemaakt.
Hij racet om te animeren, om de race te eren, om het spannend te maken. Dat is bewonderenswaardig. Maar als hij echt die ongrijpbare Monumentoverwinning wil, moet hij misschien slimmer spelen, niet alleen harder.
Een snelle blik op de onderlinge duels toont aan: Pedersen kan Van der Poel kloppen.
Gent-Wevelgem 2024. Het EK van 2023. Milaan-Sanremo 2024, al werkte Van der Poel daar in dienst van Philipsen. De Ronde van Vlaanderen 2025, waar Pedersen de sprint van het achtervolgende groepje won, al ging de overwinning naar Pogacar.
Het zijn geen onbeduidende resultaten. Het toont aan dat Pedersen niet kansloos is. Maar hij wint vooral op het tweede plan, zelden op het allergrootste toneel wanneer alles op het spel staat.
En de klok tikt. Pedersen is 29. Natuurlijk heeft hij nog jaren om een Monument te winnen, maar de kansen worden niet ruimer. Zeker niet als hij blijft koersen op een manier die Van der Poel in de kaart speelt.
Laten we eerlijk zijn: Mads Pedersen is een klasbak. Hij is sterk, taai, koershard en technisch onderlegd, mits hij zich niet laat meeslepen door onmogelijke scenario’s. Maar Van der Poel frontaal proberen te kloppen, van kop tot streep, is voor bijna elke renner een verloren strijd.
En Pedersen weet dat zelf ook. Hij heeft het zelfs uitgesproken. Maar woorden moeten nu omgezet worden in daden. Stop met trekken. Stop met aanvallen op 100 kilometer van de streep. Laat Alpecin de gaten dichtrijden. Speel poker. Vertrouw op chaos. Spaar je benen voor het moment dat het echt telt.
Want zolang Pedersen met Van der Poel blijft rijden in plaats van tegen hem, zal hij vaker op het podium eindigen, maar zelden op het hoogste schavot.