Het debat over de financiële toekomst van het profwielrennen is geïntensiveerd, waarbij
Tour de France-organisator ASO nu publiekelijk betaalde toegang langs het parcours uitsluit, ondanks dat elders invloedrijke stemmen waarschuwen dat het huidige economische model van de WorldTour steeds moeilijker vol te houden is.
Eerder klonken zorgen, onder meer van Valerio Piva van Team Jayco AlUla en voormalig Decathlon AG2R LA Mondiale Team-ploegbaas
Vincent Lavenu, die een systeem schetsten waarin de kloof tussen de sterkste en meest kwetsbare structuren jaar op jaar groeit, gevoed door de realiteit dat “het wielrennen niet profiteert van tv-rechten, noch van ticketing”. Met “vier tot vijf grote ploegen” die de meerderheid van de koersen winnen terwijl anderen “het met de kruimels moeten doen”, maakten beiden duidelijk dat de sport de vraag moet beantwoorden hoe nieuwe inkomsten kunnen worden gegenereerd als zij renners, personeel en langetermijnstabiliteit wil beschermen.
In die bredere context suggereerde ex-prof en voormalig B&B Hotels-manager
Jerome Pineau dat gecontroleerde, afgebakende zones op beklimmingen zoals Alpe d’Huez onderdeel zouden kunnen zijn van een toekomstige oplossing, met het argument dat “het mogelijk wordt om entree te vragen” als de zone wordt afgescheiden en beheerd. Zijn voorstel stuitte echter direct op weerstand van betrokkenen die vinden dat commerciële hervormingen niet ten koste mogen gaan van de identiteit die het wielrennen definieert.
ASO houdt de deur dicht: “Wielrennen is per definitie gratis”
ASO heeft nu rechtstreeks gereageerd en de meest duidelijke publieke positie tot nu toe ingenomen.
In gesprek met La Derniere Heure benadrukte adjunct-wielerdirecteur Pierre-Yves Thouault dat de open-toegankelijkheid van de sport geen principe is dat de organisatie wil opgeven.
“Wielrennen is per definitie gratis. Het invoeren van ticketverkoop wordt absoluut niet overwogen.”
Die houding ligt dichter bij die van Lavenu, die waarschuwde dat “het afschaffen van vrije toegang geen goed idee lijkt”, ook al erkende hij de noodzaak van een brede structurele discussie. Ze resoneert ook met de opmerkingen van
UCI-voorzitter
David Lappartient, die ervoor waarschuwde dat de tegenreactie onmiddellijk en heftig zou zijn, en opmerkte dat “als je mensen laat betalen om naar de Tour te kijken, je op enorme weerstand stuit.”
UCI-baas Lappartient is eveneens tegen betaalde toegang tot het kijken langs de weg bij de Tour de France
Financiële druk vs. culturele bescherming
Deze laatste reactie onderstreept een duidelijke scheidslijn in het debat: ploegleiders focussen op duurzaamheid, organisatoren op het bewaken van toegankelijkheid. Geen van beide posities is onredelijk, maar ze trekken momenteel in tegengestelde richtingen. De spanning is helder — het wielrennen heeft nieuwe, betrouwbare en eerlijke inkomsten nodig, maar de beleving langs de weg is een van de weinige onaantastbare tradities.
Voorlopig is de boodschap van ASO ondubbelzinnig, maar de zorgen die Piva en Lavenu uitten zijn niet verdwenen. De vraag is niet langer of het wielrennen zijn vrij-te-bekijken identiteit waardeert — dat lijkt beklonken — maar hoe de sport een modern economisch model vindt dat die identiteit niet bedreigt.