De complexe en beladen relatie tussen wielrennen en prestatieverbetering heeft een nieuwe wending gekregen met het recente besluit van de UCI om koolmonoxide (CO)-rebreathing in het peloton te verbieden. De maatregel, die op 10 februari 2025 in is gegaan, is een van de meest besproken onderwerpen in de sport van de afgelopen maanden.
In tegenstelling tot traditionele verboden op dopingmiddelen of verboden stoffen, bevond CO-rebreathing zich lange tijd in een grijs gebied. Omstreden, maar nooit expliciet illegaal. En laten we eerlijk zijn: in het wielrennen roept zo'n grijs gebied altijd wantrouwen op. De roep om een verbod werd dan ook steeds luider, en de UCI heeft uiteindelijk de knoop doorgehakt.
Toch roept dit verbod bredere vragen op. Hoe reguleert de sport nieuwe prestatiebevorderende methoden? Waar ligt de ethische grens van marginale winsten? En kan het wielrennen zijn schimmige verleden ooit volledig achter zich laten? Als de sport iets wil leren van deze zaak, moet het nagaan waarom CO-rebreathing zo wijdverspreid werd, waarom het zo lang duurde om regels op te stellen en hoe toekomstige controversiële technieken moeten worden aangepakt.
Laten we dieper ingaan op deze complexe en schimmige kwestie—een die laat zien welke uitdagingen de wielersport nog steeds moet overwinnen om een geloofwaardige en eerlijke toekomst te garanderen.
Prestaties. Daar draait het om. Renners begonnen met koolmonoxide-rebreathing omdat het hen sneller en sterker maakte. In de wielersport is bijna alles gericht op één doel: het maximale uit hun lichaam halen op de wedstrijddag.
De wetenschap achter koolmonoxide-rebreathing is complex, maar de aantrekkingskracht is eenvoudig. De methode verhoogt de totale hemoglobinemassa (Hb) van een renner, wat de zuurstoftransportcapaciteit van het bloed verbetert. Meer zuurstof betekent een groter uithoudingsvermogen, sneller herstel en een hogere weerstand tegen vermoeidheid. Dit zijn allemaal cruciale factoren in een sport waarin de kleinste marges het verschil tussen winst en verlies bepalen.
Traditioneel gebruikten renners hoogtetraining of hypoxische kamers om de aanmaak van rode bloedcellen te stimuleren, methoden die natuurlijke aanpassingen nabootsen door zuurstofarme omstandigheden te simuleren. Koolmonoxide-rebreathing bood echter een snellere route, waardoor renners in aanzienlijk minder tijd vergelijkbare voordelen konden behalen.
Toen zelfs toppers als Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard ermee in verband werden gebracht, won de methode snel aan populariteit in het professionele peloton. De controverse rondom CO-rebreathing draaide echter niet alleen om de effectiviteit, maar vooral om de ernstige gezondheidsrisico's die eraan verbonden waren.
De UCI heeft benadrukt dat haar beslissing vooral was ingegeven door de bescherming van de gezondheid van renners, en niet zozeer door zorgen over prestatiebevordering. In tegenstelling tot traditionele dopingmethoden, die gericht zijn op oneerlijke voordelen, brengt CO-rebreathing een direct en ernstig gezondheidsrisico met zich mee voor degenen die het gebruiken.
Koolmonoxide is een giftig gas. Hoewel het in gecontroleerde medische omgevingen wordt toegepast, kan herhaalde blootstelling leiden tot hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid en verwarring. In ernstigere gevallen kunnen hartproblemen en zelfs verlamming optreden. De kans op langdurige schade maakt deze methode aanzienlijk gevaarlijker dan een traditionele hoogtestage, die berust op natuurlijke aanpassing in plaats van chemische manipulatie.
Het woord natuurlijk is hier cruciaal, en misschien wel de kern van een breder debat over wat ethisch aanvaardbaar is binnen de sport als het gaat om prestatiewinst. Moeten atleten überhaupt gebruik mogen maken van methoden die als ‘onnatuurlijk’ worden beschouwd?
De UCI wees erop dat herhaalde blootstelling aan koolmonoxide kan leiden tot chronische gezondheidsproblemen. In tegenstelling tot andere prestatieverhogende technieken, waarbij vooral ethische en sportieve bezwaren spelen, vormde CO-rebreathing een directe bedreiging voor de veiligheid van atleten.
De wielersport kent een lange geschiedenis van renners die hun lichaam tot het uiterste drijven, vaak zonder oog voor de gevolgen op lange termijn in hun zoektocht naar succes. Dit verbod dwingt de sportwereld om een ongemakkelijke waarheid onder ogen te zien: als prestatiewinst zwaarder weegt dan de persoonlijke gezondheid, moet een bestuursorgaan ingrijpen. De UCI heeft die stap nu gezet, maar had dit niet al veel eerder moeten gebeuren?
Een van de meest opmerkelijke aspecten van de CO-rebreathing-controverse was dat het, tot dit verbod, nooit expliciet illegaal was. Renners en teams bewogen zich in een grijs gebied en profiteerden van het gebrek aan regelgeving om een voorsprong te behalen zonder formeel de antidopingregels te overtreden.
En dat is niets nieuws. In elke sport, niet alleen in het wielrennen, zoeken teams en atleten constant naar manieren om de grenzen van de regels op te rekken, grijze gebieden te benutten en innovaties in hun voordeel te gebruiken.
Dit roept een fundamentele vraag op: hoe moet de wielersport omgaan met nieuwe prestatiebevorderende technieken die niet eenvoudig onder bestaande dopingdefinities vallen? Het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) had CO-rebreathing nog niet verboden, en tot voor kort had de UCI geen specifieke regels die het gebruik ervan beperkten. Dat gebrek aan regulering liet ruimte voor experimenten – totdat het risico te groot werd om te negeren.
Door zelfstandig in te grijpen heeft de UCI een precedent geschapen dat de aanpak van prestatiebevorderende methoden in de toekomst kan beïnvloeden. Maar dit geval legt ook een groter probleem bloot in de regulering van de wielersport: de sport reageert vaak pas wanneer de schade al is aangericht, in plaats van proactief opkomende kwesties te signaleren en te reguleren.
Dit is geen nieuw fenomeen. De wielersport heeft een lange geschiedenis van traag reageren op nieuwe praktijken, waardoor controversiële methoden zich kunnen verspreiden voordat er wordt ingegrepen. Van bloedtransfusies in de jaren negentig tot het wijdverbreide gebruik van EPO in de jaren 2000 en het recente verbod op tramadol – het patroon blijft hetzelfde. Renners en teams benutten een maas in de wet, en pas wanneer de publieke druk toeneemt volgen er sancties.
Deze reactieve houding ondermijnt de geloofwaardigheid van de sport. Hoeveel andere prestatiebevorderende technieken bevinden zich momenteel in een vergelijkbaar grijs gebied? En wat gebeurt er als er opnieuw een twijfelachtige methode opduikt? Het verbod op CO-rebreathing was noodzakelijk. Maar als de wielersport niet structureler te werk gaat, blijft deze cyclus zich herhalen en zal de schaduw van doping en controverses de sport blijven achtervolgen.
CO-rebreathing is slechts het nieuwste voorbeeld van de voortdurende zoektocht naar marginale voordelen in het professionele wielrennen. In elke generatie hebben teams de grenzen van het toelaatbare opgezocht. Soms binnen de regels, soms daar ver buiten.
De sport draait om kleine verschillen: een fractie van een seconde kan het verschil maken tussen winnen en verliezen. Dit heeft geleid tot baanbrekende innovaties, maar ook tot misbruik. Renners en teams zullen altijd nieuwe manieren zoeken om hun prestaties te verbeteren, wat soms resulteert in revolutionaire ontwikkelingen, maar ook in methoden die ethische en medische vragen oproepen.
Marginale winsten zijn op zichzelf geen probleem; ze vormen juist de essentie van topsport. Wielrenners duwen zichzelf tot het uiterste om die extra procenten te vinden en hun grenzen te verleggen. Maar de cruciale vraag blijft: waar ligt de grens?
Het debat over CO-rebreathing gaat niet alleen over deze specifieke techniek, maar over hoe de sport bepaalt wat acceptabel is en wat niet. Als deze methode verboden is vanwege gezondheidsrisico’s, hoe zit het dan met andere medische praktijken die misschien minder extreem zijn maar nog steeds risico’s met zich meebrengen? Dit geval onderstreept dat de wielersport een heldere filosofie over prestatieverbetering mist.
Als de sport vooruit wil, moet ze stoppen met reageren op schandalen en in plaats daarvan proactieve richtlijnen opstellen. Nieuwe trainingsmethoden moeten worden geëvalueerd voordat ze een probleem worden, niet pas wanneer ze de krantenkoppen halen.
Er zijn belangrijke lessen te leren uit deze situatie. De eerste is dat vage regels mazen in de wet creëren. Zolang er ongereguleerde grijze gebieden bestaan, zullen renners en teams die benutten om een concurrentievoordeel te behalen. De enige manier om dit te voorkomen, is door bestuursorganen preventief op te treden en nieuwe methoden te onderzoeken voordat ze zich breed verspreiden.
Vanaf het allereerste begin van dopinggebruik in de sport is dit altijd het probleem geweest waar bestuursorganen mee worstelen: de valsspelers (of in dit geval degenen die zich in grijze gebieden bevinden) zijn hen altijd een stap voor.
De tweede les is dat de gezondheid van de renners voorrang moet krijgen boven prestatieverbetering. Het feit dat renners bereid waren om een giftig gas in te ademen om hun uithoudingsvermogen te vergroten, zou alarmbellen moeten laten rinkelen. Dit roept ernstige ethische en morele vragen op over de bereidheid van teams en renners om tot welke prijs dan ook hun grenzen te verleggen. Als marginale winst zwaarder weegt dan persoonlijk welzijn, heeft de sport een dieper probleem dat dringend moet worden aangepakt.
De derde en misschien belangrijkste les is dat de wielersport zich geen herhaling van de fouten uit het verleden kan veroorloven. De sport heeft jarenlang gestreden om de dopingschandalen van de jaren '90 en '00 achter zich te laten, maar blijft zich telkens opnieuw verstrikken in nieuwe controverses. Als de wielersport echt haar imago wil verbeteren, moet er een proactief reguleringskader komen in plaats van door te gaan met deze cyclus van controverse en uitgestelde actie.
De beslissing van de UCI om CO-rebreathing te verbieden is een belangrijke stap, maar het is slechts een deel van een veel groter probleem. Wielrennen heeft altijd geworsteld met de balans tussen innovatie en ethiek en zolang teams blijven zoeken naar nieuwe manieren om competitieve voordelen te behalen, zullen er altijd controversiële methodes blijven opduiken.
Deze laatste controverse zou moeten dienen als een wake-upcall – al lijkt het alsof de wielersport daar nog niet genoeg van heeft gehad! De sport moet duidelijker zijn in haar regels, sneller reageren en renners proactiever beschermen. Als de wielersport hier geen lering uit trekt, is het slechts een kwestie van tijd voordat de volgende controverse de kop opsteekt.