Mathieu van der Poel faalt niet in stilte. Zijn triomfen zijn meestal overweldigend. Afgelopen zondag tijdens zijn terugkeer in het
mountainbiken in Nové Město eindigde het avontuur echter niet zoals gehoopt, maar met een gebroken pols. Dit laat zien dat zelfs alleskunner Van der Poel niet onoverwinnelijk is.
De dubbele valpartij in Tsjechië, waarvan de tweede hem tot opgave dwong, kost hem zijn geplande hoogtestage en zet zijn zomercampagne onder druk. Hoewel men bij
Alpecin-Deceuninck vooralsnog optimistisch blijft over zijn deelname aan de
Tour de France, is zijn start in het Critérium du Dauphiné inmiddels onzeker. Maar de echte vraag reikt verder dan volgende week of zelfs volgende maand. Wat wil Van der Poel met de rest van zijn carrière?
Hij is inmiddels 30. In de cyclocross is hij al de onbetwist koning, zowel qua cijfers als qua stijl. Eerder dit jaar pakte hij zijn zevende wereldtitel, een record dat hij in 2026 zonder veel tegenstand tot acht kan tillen. 169 overwinningen in 228 crossen spreken boekdelen. Hij is een klasse apart.
Maar mountainbiken is een ander beest. Sinds 2016 startte hij 49 crosscountrywedstrijden en won hij er 19 — indrukwekkend, maar niet onaantastbaar. Het niveau ligt er moordend hoog, de marges zijn flinterdun. En vooral: hier kun je niet zomaar invallen, een paar rondjes rijden en winnen. Wie de regenboogtrui in deze discipline wil, moet zich eraan wijden. Volledig.
Die trui is voor Van der Poel meer dan een trofee. Hij heeft het zelf gezegd: dit is de titel die hij het allerliefst wil. Maar de jacht erop vereist opbouwwedstrijden, trainingsblokken, en een planning die botst met voorjaarsklassiekers, Tourvoorbereiding en het bijbehorende mediacircus. Deze blessure gooit roet in het eten en maakt de al wankele balans nog fragieler.
De terugkeer van Mathieu van der Poel in het mountainbiken verliep desastreus.
En ondertussen blijft daar die andere grote koers, op het asfalt van Frankrijk. Want hoe groots zijn palmares ook is — drie keer de Ronde van Vlaanderen, drie keer Parijs-Roubaix, Milano-Sanremo, wereldkampioen op de weg en in het veld — in de Tour de France staat de teller op slechts één ritzege. Eén.
In de Tour is Van der Poel vaak de knecht van Jasper Philipsen, een meesterlijke lead-out, maar zelden zelf de uitblinker. En hoewel hij die rol perfect vervult, is dat niet het Tourverhaal dat je verwacht bij een renner van zijn kaliber.
Wout van Aert, zijn eeuwige rivaal, won al negen Touretappes — op elk terrein, op elke manier. Van der Poel? Slechts één. Als hij zijn naam in de Tourgeschiedenis terug wil zien, moet daar verandering in komen. En dat betekent dat hij keuzes zal moeten maken.
Want eerlijk: het wielrennen van vandaag laat niet langer toe dat iemand op talent alleen disciplines overstijgt. Het niveau is te hoog, de voorbereiding te specifiek. In de cyclocross kan Van der Poel wegkomen met een halve campagne. Hij is daar simpelweg de beste aller tijden. Maar in het mountainbiken, tussen specialisten die élke training op 90 minuten explosieve precisie afstemmen, werkt die aanpak niet. En in de Tour al helemaal niet.
Dus staat Van der Poel op een kruispunt. Gaat hij all-in op die felbegeerde regenboogtrui in het Mountainbiken, of kiest hij voor glorie op de Champs-Élysées? Beide combineren lijkt onmogelijk.
De valpartij van zondag, hoe klein ook in de grote context, voelt als een symbolisch moment. Geen definitieve breuk, maar een seintje van het lot: zelfs Mathieu van der Poel kan niet alles.
Misschien is dit het moment om de mountainbikedroom los te laten. Ja, een regenboogtrui in het bos is mooi. Maar die rijdt niet over de Avenue des Champs-Élysées. En Van der Poel verdient meer dan één dag glorie op het grootste toneel van allemaal.