Terwijl de Giro d’Italia 2025 haar beslissende slotweek ingaat en alle ogen gericht zijn op de strijd om het roze, klinkt vanuit Frankrijk een veel somberder geluid.
Cyrille Guimard, icoon van het Franse wielrennen en voormalig bondscoach, windt er geen doekjes om: het gaat slecht met het Franse wegwielrennen. En wie naar de cijfers kijkt, kan hem moeilijk ongelijk geven.
In zijn column voor Cyclism'Actu spaart Guimard zijn landgenoten niet. “Het Franse wielrennen is een beetje in verval. En dat blijkt ook uit de cijfers,” schrijft hij. Die cijfers zijn ontnuchterend. Frankrijk staat momenteel achtste op de UCI-landenranking, een forse daling vergeleken met de eerste plaats die het in 2020 nog bekleedde. Geen incident, meent Guimard, maar een symptoom van een bredere, structurele neergang.
Met het afscheid van Thibaut Pinot en de tanende vorm van
Julian Alaphilippe, rijst de vraag wie de nieuwe vaandeldrager van het Franse wielrennen wordt. Tot dusver blijven de antwoorden uit.
Guimard wijst erop dat in het huidige seizoen slechts drie Franse renners een podium behaalden in WorldTour-eendagswedstrijden: Paul Magnier in de Omloop Het Nieuwsblad, Kévin Vauquelin in de Waalse Pijl en Lenny Martinez in de Ronde van Romandië. Allemaal tweede plaatsen, geen enkele overwinning. En verder? Geen Franse inbreng in Milaan-Sanremo, onzichtbaar in de Ronde van Vlaanderen. Zelfs in de kleinere klassiekers zijn Fransen nauwelijks te bespeuren.
“Het is geen kwestie van perceptie, het is een kwestie van prestatie,” stelt Guimard onomwonden. “We hebben geen invloed op de koers.” En hoewel de Coupe de France nog wat binnenlandse glans biedt, met geregeld meerdere Fransen in de top tien, merkt hij fijntjes op: “Dat zijn Frans-Franse koersen.” Zodra het peloton zich op internationaal terrein begeeft, verdwijnt de tricolore uit beeld.
Lenny Martinez vormt een zeldzaam lichtpunt. De jonge klimmer van Groupama – FDJ is volgens Guimard “zonder twijfel de beste Fransman van het jaar tot nu toe.” Maar zelfs zijn prestaties verhullen niet het bredere probleem: het systeem hapert. Teams, talentontwikkeling, scouting en leiderschap — alles kraakt.
Ook de Franse teams zelf zijn op de terugweg. Decathlon AG2R La Mondiale en Groupama – FDJ bezetten nog respectievelijk plek 11 en 13 op de ploegenranking, maar missen de breedte en slagkracht om het structureel op te nemen tegen superteams als UAE Team Emirates – XRG, Visma | Lease a Bike, Red Bull – BORA - hansgrohe en INEOS Grenadiers.
Cofidis, jarenlang een vaste waarde in de WorldTour, staat onder druk. Het team voelt de hete adem van XDS Astana, dat door een sterke Giro – met name in het bergklassement – terrein wint. Zonder de recente prestaties van sprinter Milan Fretin zou Cofidis mogelijk al uit de WorldTour zijn gegleden. “Zal hij in zijn eentje het team redden? Ik denk het niet,” schrijft Guimard scherp.
Zijn analyse is vlijmscherp en onderbouwd. Zo wijst hij erop dat de hoogst geklasseerde renner van een Franse ploeg in het individuele UCI-klassement geen Fransman is, maar de Zwitser Stefan Küng (34e). Een harde realiteit: niet alleen de Franse renners blijven achter, ook hun buitenlandse kopmannen boeken nauwelijks succes.
Romain Bardet zwaait volgende maand af
Is het een kwestie van talent? Slecht management? Gebrekkige motivatie? Cyrille Guimard zoekt de oorzaak van het Franse wielerleed niet in één simpele verklaring. In zijn scherpe analyse voor Cyclism’Actu wijst hij op meerdere factoren. Uiteraard komt het financiële plaatje ter sprake: Franse ploegen beschikken simpelweg niet over de budgetten om te concurreren met de grootmachten uit de Golf of de Nederlandse superstructuren. Maar, zo stelt Guimard scherp: "Er zijn andere teams die die budgetten ook niet hebben en tóch goed draaien." Hij noemt Soudal – Quick-Step en Alpecin–Deceuninck als voorbeelden. De geldkloof bestaat, maar verklaart niet alles.
Dan komt zijn meest prikkelende punt: “Frankrijk is wereldkampioen in onkosten.” Het in dienst nemen van renners is duurder in Frankrijk dan in de meeste andere wielerlanden, grotendeels vanwege de strenge belastingdruk en arbeidswetgeving. Het gevolg: Franse ploegen worden financieel benadeeld puur door in Frankrijk gevestigd te zijn. Guimard stelt de ongemakkelijke vraag hardop: “Is het in het belang van Franse teams om in Frankrijk te blijven?”
Een provocerende suggestie, maar geen onzinnige. In een internationale sport waar marges tellen, kan vestigingsplaats het verschil maken tussen overleven en verdwijnen. Wanneer zelfs ploegen uit kleinere wielerlanden — met minder traditie, maar beter georganiseerde structuren — de Fransen voorbijstreven, dan is het misschien geen kwestie meer van trouw aan het moederland, maar van bittere noodzaak.
Toch is het bijna ondenkbaar. Franse ploegen buiten Frankrijk? Het zou voelen als heiligschennis. En toch — de prestaties geven weinig reden tot sentiment. Wat het extra wrang maakt, is dat het nog maar vijf jaar geleden allemaal zo rooskleurig leek. Julian Alaphilippe was wereldkampioen en heerste over de WorldTour. Pinot en Bardet hielden het Franse klassementsdroom levend. Valentin Madouas won olympisch zilver.
Anno 2025 oogt dat plaatje flets. Alaphilippe is over zijn top, Pinot gestopt, Bardet niet langer een factor en Madouas, zo stelt Guimard onverbloemd, is “onbestaand”. De nieuwe lichting — met Lenny Martinez, Paul Magnier en misschien Romain Grégoire — wekt hoop, maar mist een duidelijke route naar de top. Er is talent, maar geen draagvlak. Er zijn ploegen, maar ze zijn versnipperd en financieel kwetsbaar. Terwijl UAE Team Emirates en Visma | Lease a Bike hun strategieën nationaal coördineren en in lagen opbouwen, opereren Franse ploegen nog altijd als losse eilanden.
Guimards column is daarmee niet louter een aanklacht, maar vooral een alarmsignaal. De glijvlucht van de eerste naar de achtste plaats op de UCI-landenranking is geen toeval, maar een symptoom van een systeem in verval. Zijn toon is hard, zijn analyse snijdt hout: Frankrijk zakt weg in de marge van het mondiale wielrennen.
En terwijl het internationale peloton zich opmaakt voor een explosieve slotweek in de Giro, kijkt Frankrijk alweer vooruit naar de Tour de France. Vorig jaar kende het thuispubliek nog enkele glorieuze dagen. Maar waren die momenten een voorbode van herstel? Of slechts pleisters op de wonden van een wielernatie in vrije val?