Het seizoen van wintertrainingskampen komt gestaag dichterbij en vrijwel elke profploeg trekt naar hetzelfde land om zich voor te bereiden op het komende seizoen: Spanje. Enkele jaren geleden was dat anders; toen kozen teams vaak voor een ander mediterraan land.
Matteo Tosatto maakte die omslag van dichtbij mee. De voormalig prof voor onder meer Tinkoff-Saxo en Quick Step stapte na zijn afscheid eind 2016 direct in als ploegleider bij
INEOS Grenadiers. In 2023 volgde de overstap naar
Tudor Pro Cycling Team.
“Na een lange carrière heb ik de verschuiving tussen Italië en Spanje gezien, of beter gezegd, zelf meegemaakt,”
zei hij in een interview met bici.pro. “Tot 2005 gingen wij naar Toscane, en niet alleen wij; veel buitenlandse ploegen kwamen ook. Ik herinner me Telekom, Rabobank, Lotto en veel Franse teams.”
Veel renners wonen tegenwoordig in Spanje. Een van hen is
Mathieu van der Poel, die in Alicante woont
en onlangs nog zwom naast Greg van Avermaet.
Volgens Tosatto speelden meerdere factoren een rol bij die verschuiving, vooral het weer en de infrastructuur. “Het klimaat is een beetje veranderd, en er was behoefte aan andere infrastructuur. Intussen is Spanje enorm gegroeid en gaat nu bijna iedereen daarheen, wij ook. Ik denk dat je binnen 50 kilometer kustlijn tussen Valencia en Alicante alle ploegen van de wereld vindt.”
“Daar is in december de temperatuur nog altijd uitstekend en de hotels zijn zeker beter uitgerust,” voegde hij toe. “Ze hebben gyms, ruime parkeergelegenheid voor voertuigen, vergaderruimtes om van alles te doen. Op de binnenwegen is ook veel minder verkeer, nog een belangrijke factor.”
De economische kant telt evenzeer mee. “In Spanje hanteren ze uitstekende prijzen voor wielerteams. Soms ging ik alleen voor specifiek werk en ik weet nog dat het echt heel voordelig was.”
Tosatto plaatst de omslag in het midden van de jaren 2000 en prijst de Canarische Eilanden als de beste plek om een seizoen voor te bereiden. “Met Quick Step deden we in 2006 het decemberkamp in Italië en het januarikamp in Calpe. Vanaf 2008 gingen we alleen nog naar Spanje, naar Gran Canaria. Dat is naar mijn mening de beste plek van allemaal; het is er altijd tussen 18 en 26 graden en je kunt er alles. Lange klimmen, korte klimmen, vlakke wegen, alles wat je nodig hebt om goed te trainen.”
Waarom niet meer Italië?
Sommigen tippen Zuid-Italië (en vooral Sicilië) als alternatief. Tosatto twijfelt. “Ik was in 2015 een week op Sicilië, onder de Etna. Het klimaat was uitstekend, het was prima, maar ik herinner me dat de wegen het probleem waren. De hoofdweg was goed, maar de binnenwegen veel minder door het verkeer. Er waren ook veel zwerfhonden en die kunnen op de fiets een probleem zijn.”
De berg zelf krijgt wel lof. “De klim naar de Etna is het mooiste landschap dat je kunt zien, en je kunt er heel goed trainen. Maar je kunt niet steeds alleen die klim op en af.”
Zal Mathieu van der Poel ooit triatlon proberen?
Andere Italiaanse regio’s hadden potentie als pre-seasonbasis, maar ze halen het niet bij Spanje. “Een andere keer, ook met Quick Step, gingen we naar Puglia en dat leek een uitstekende plek. Zowel qua klimaat als infrastructuur. Het probleem is dat er geen klimmen zijn, en nu beginnen ploegen zelfs in december al met kwalitatief werk.”
Tosatto herinnert zich dat Italië ooit een grote aantrekkingskracht had door het eten, maar dat is veranderd met de opkomst van reizende ploegkoks. “Vroeger keken mensen sterk naar de kwaliteit van de keuken, die in Italië ongeëvenaard is en blijft. Ik weet nog dat buitenlanders al versteld stonden van een cappuccino, en alleen daarvoor kwamen ze al graag naar ons.”
Gevraagd naar de beste en slechtste trainingslocaties, is Tosatto duidelijk. “Voor mij is Gran Canaria overall de beste plek. We waren er in het tijdperk-Bjarne Riis, in een prachtige accommodatie, een heel grote golfclub waar we één villa per drie renners hadden. Ook qua trainingskwaliteit, klimaat, een beetje van alles.”
En de minst prettige? “Misschien in 2013, toen we in januari een week naar Corsica gingen om de eerste etappes van de Tour te bekijken die daar startte. De plek was prachtig, maar we hadden vijf dagen regen en wind, en met Riis trainde je altijd en ongeacht wat.”
Puur technisch gezien is de methodiek volgens Tosatto niet drastisch veranderd ten opzichte van enkele jaren geleden. “Volgens mij is het niet zo veel veranderd vergeleken met vijftien jaar geleden. Het eerste kamp, dat in december, is wanneer iedereen samenkomt en dient om de groep te smeden, want het is het enige moment van het jaar dat echt iedereen er is, van renners tot staf.”
“Je traint dan meer duur, zonder al te veel intensiteit,” vervolgde hij. “Het tweede, in januari, is specifieker qua belasting en de verschillende groepen zijn al gevormd, bijvoorbeeld degenen die vroeg in Australië koersen.”
Blik al op het voorjaar
Met het oog op 2026 bevestigt Tosatto dat Tudor mikt op het volledige blok voorjaarsklassiekers. “In het algemeen willen we in alle klassiekers vanaf
Milano-Sanremo goed presteren, zeker nu we ons hebben versterkt met kwaliteitsrenners als
Stefan Küng en Luca Mozzato. En in 2026 zijn we aanwezig in alle WorldTour-koersen en willen we ook bij Amstel en Luik goed rijden met Alaphilippe en Hirschi.”
“Als ik echt twee koersen moet kiezen die bij ons passen, zeg ik dat Vlaanderen en Roubaix onze twee grote doelen in het voorjaar zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we de ploeg hebben om het heel goed te doen,” besloot hij.