Het sprintersveld dat zich zondag in Rome zal opmaken voor een laatste krachtmeting is allesbehalve indrukwekkend. Veel snelle mannen zijn in de afgelopen drie weken gesneuveld op het slopende parcours van deze Giro d’Italia. Geen verrassing — het is de natuurlijke selectie van een Grote Ronde. Maar
Sam Bennett kijkt juist reikhalzend uit naar die ene ultieme kans op eerherstel: de massasprint op de Via dei Fori Imperiali.
Voor Bennett wordt het zijn tiende volledige Grote Ronde. Wat is het geheim om drie weken koers te overleven zonder voortijdig af te stappen?
“Ik deel de wedstrijd op in etappes, bekijk het dag per dag,” vertelt de Ier aan Bici.pro. “Je moet de bergen overleven. Het is zwaar, maar dat hoort nu eenmaal bij deze sport.”
Is de uitdaging vooral mentaal of fysiek?
“Op dit moment zeg ik: fysiek. Ik had het echt lastig in de etappe naar Asiago. De rustdag kwam precies op het juiste moment. Sindsdien voel ik me beter.”
De ervaren sprinter weet inmiddels hoe hij met de slijtageslag van een drieweekse ronde moet omgaan. “Ik heb moeilijke momenten gekend in elke Grand Tour die ik reed. Wat ik geleerd heb: hoe zwaar het ook is, het gaat weer over. Je moet gefocust blijven. De klimmen zijn genadeloos, maar maken deel uit van het spel. Je moet aanvoelen of je benen het tempo aankunnen — en zo niet, dan is het kwestie van overleven.”
Bennett benadrukt het belang van koelbloedigheid in de bergen. “Nooit panikeren. Het maakt niet uit waar je zit in de groep, hoeveel pijn je hebt of hoe leeg je bent — raak nooit in paniek. Er is altijd een uitweg, een manier om de finish te halen.”
Over de slotetappe in Rome is hij realistisch, maar ook hoopvol. “Tactisch is het lastig — iedereen wil die laatste sprint winnen. Maar tegelijk is het misschien ook de makkelijkste, omdat je weet dat het erop zit. Daarna mag je eindelijk ontspannen.”
En dan rest er nog één ultieme krachttoer, zegt Bennett. “Na drie weken ben je volledig op, maar toch weet je ergens nog iets extra’s te vinden. Het niveau ligt dan vaak niet meer zo hoog, want niemand is nog in topvorm. Je benen tellen, maar het hoofd nog meer. Alleen: zet je brein uit — want dat geeft het duizend keer eerder op dan je lijf.”