Jasper Philipsen heeft openhartig verteld over de dynamiek die hem drijft. Zijn nauwe trainingsband met
Mathieu van der Poel is een grote motivator nu hij zijn vizier scherpt op de klassiekers van 2026, met
Parijs-Roubaix als speerpunt.
In gesprek met Het Nieuwsblad blikte de sprinter van
Alpecin-Deceuninck terug op een 2025 vol grote zeges, zware valpartijen en een vastberaden heropleving in de nazomer.
Van off-seasonblokken in Spanje tot de emotionele aantrekkingskracht van Roubaix en de frustratie van een voortijdig einde van de Tour: Philipsen gaf een open inkijk in de pieken en dalen die zijn jaar vormden — en de mentaliteit waarmee hij het volgende ingaat.
Trainen met Van der Poel en het mentale schakelen tussen voorjaar en Tour
Philipsen schetste hoe rijden met Van der Poel hem blijft opstuwen in de wintervoorbereiding en prees hun gedeelde drang om de lat hoog te houden. “In Spanje kun je gemakkelijk veel trainen,” zei hij tegen Het Nieuwsblad. “Het weer is goed, het gezelschap is goed. Samen trainen en plezier maken motiveert me enorm. Soms wordt het competitief. Iemand gaat een half wiel voor, de ander haakt in en voor je het weet is het spel op de wagen en draaien we beurten.”
De Belg erkende ook hoe lastig het is om na het voorjaar van klassiekerconditie naar sprintspecifiek werk te schakelen. “Als sprinter moet je ofwel heel rustig ofwel heel hard trainen,” legde hij uit. “Als je zo zwart-wit traint, moet je meer je eigen ding doen. Als sprinter moet je veel nauwkeuriger bewaken wat je doet. Terwijl ik net het sociale aspect het leukst vind.”
Roubaix-obsessie en de emotionele aantrekkingskracht van de velodroom
Philipsen verborg zijn ambitie voor Parijs-Roubaix niet, een koers waarin hij al twee keer tweede werd — en die hij als kern van zijn identiteit ziet.
“Het is een koers waar ik echt voor leef, waar ik passie voor heb en waar ik zelfs emotioneel van word,” zei hij. “Voor wedstrijden als Parijs-Roubaix ben ik gaan koersen. Ze passen bij mijn DNA en dat van de ploeg.”
De voorbereiding, zegt hij, draait om een helder doel. “Om elke ochtend op te staan en je trainingskleren aan te trekken, heb je perspectief nodig — anders wordt het moeilijk. Voor zulke koersen doe ik het.”
Van glorie in Lille naar Tour-ontgoocheling en Vuelta-verlossing
Philipsen gaf toe dat de droomstart van de Tour — winst in rit één en het geel — de zware val in rit drie extra moeilijk maakte om te verwerken.
“Ik had veel pijn en zat vol pijnstillers, dus van die eerste uren herinner ik me weinig,” blikte hij terug. “De volgende dag werd ik wakker en keek ik de koers op tv — een koers waarin ik nog veel doelen had. Je denkt: daar hoor ik te zijn. Dat is heel hard.”
Toch won Philipsen, na een operatie en een krappe hersteltijd, de openingstap van de Vuelta en in totaal drie ritten. “Je begint weer na te denken over doelen en dan kom je uit bij die openingsrit en de rode trui,” zei hij. “Opnieuw had ik een heel sterke ploeg om me heen.”
Vooruitkijken met hernieuwde gerichtheid
Philipsen vormt zijn aanpak voor 2026 al, geleid door zijn samenwerking met Van der Poel, zijn Roubaix-doel en een aangescherpte sprintfocus voor de winter.
Wat er ook gebeurt, zijn vertrouwen in de basis blijft overeind. “We hebben een cultuur waarin we toewerken naar die koersen,” zei hij. “Ik denk dat Mathieu en ik elkaar heel sterk motiveren.”