Voor het eerst in zijn carrière zal Ben O’Connor als kopman aantreden in de
Tour de France namens een Australische ploeg. De 29-jarige klimmer rijdt sinds dit seizoen voor
Team Jayco AlUla en krijgt meteen het vertrouwen om het klassement te rijden in de grootste koers ter wereld — een symbolisch ‘full-circle’-moment voor de renner uit Perth.
Na enkele seizoenen als een van de meest consistente klimmers bij Decathlon AG2R La Mondiale in de Grote Rondes, krijgt O’Connor nu de kans om in het geel te dromen met een team dat zijn nationale roots deelt. “De Tour de France is de grootste wedstrijd ter wereld en ik ben er trots op dat ik het klassement mag aanvoeren namens Team Jayco AlUla,” liet O’Connor weten in een persbericht van de ploeg. “Hopelijk kunnen we in Parijs met een mooi resultaat eindigen. Het wordt interessant om te zien hoe een Aussie het doet in een Aussie-team dat tot in Parijs strijdt om het klassement.”
Het belang van zijn rol als uithangbord van het Australische wielrennen ontgaat O’Connor allerminst. Hij ziet zijn kopmanschap in de Tour als een kans om zijn land op het hoogste niveau te vertegenwoordigen. “Het is iets waar ik enorm naar uitkijk, iets waar ik echt trots op ben,” aldus O’Connor. “En ik hoop dat ik met mijn prestaties ook het Australische wielrennen kan promoten.”
O’Connor bewees eerder al tot de wereldtop te behoren. In 2021 eindigde hij als vierde in de Tour, maar 2024 betekende zijn echte internationale doorbraak. Eerst stond hij op het podium van de Vuelta a España in dienst van Decathlon, later bekroonde hij zijn vorm met zilver op het WK in Zürich, achter niemand minder dan Tadej Pogačar.
"We waren altijd op of in de rivier"
De ambities van Ben O’Connor voor de Tour de France beperken zich niet tot wattages en podiumplaatsen. In een openhartige bijdrage op de website van Team Jayco AlUla liet de Australiër recent iets zien van de wereld die hem vormde — een jeugd ver van de glitter van het profpeloton, maar rijk aan vrijheid, natuur en eenvoud.
Niet trofeeën of trainingsschema’s, maar kliffen, rivieren en cricketvelden kleurden zijn jonge jaren in het zonovergoten Perth. “We waren altijd op of in de rivier — en dat was geweldig,” vertelt O’Connor. “Het voelde als een ontsnapping naar de natuur, terwijl je eigenlijk gewoon in de buitenwijken zat.”
De Australische hoofdstad van het westen bood alles wat een kind met energie zich kon wensen. “Er waren kliffen op een kilometer afstand. Mijn vriend en ik gingen daar na school vaak vissen. Om de hoek lag een golfbaan, er waren cricketvelden, netten, tennisbanen… Alles nodigde uit om buiten te zijn.”
Die natuurlijke drang naar buitenlucht en beweging is volgens O’Connor nog steeds de kern van wie hij is — als mens én als sporter. “Het is zo’n plek die je vanzelf naar buiten trekt. Het weer is prachtig: zonnig, winderig… ik hou er met heel mijn hart van. Ik kan geen stad bedenken waar ik liever zou zijn. Dat is denk ik een van de redenen waarom ik nooit het gevoel had dat ik ergens aan vastzat. Ik was altijd vrij.”
Een familie die met niets begon
De wortels van Ben O’Connor liggen niet alleen in het zonovergoten Australië, maar ook — zij het op afstand — in het grijze noorden van Engeland. Zijn jeugd in Perth kreeg vorm dankzij een moedige beslissing van zijn ouders, die decennia eerder Liverpool achter zich lieten om in een vreemd land opnieuw te beginnen. Met vrijwel niets anders dan hoop en doorzettingsvermogen.
“Mijn vader werkte een tijdje in Adelaide, maar ik denk dat ze daar snel weg wilden,” vertelt O’Connor. “Liverpool in de jaren ’60 was volgens hem geen plek waar je wilde opgroeien. Hij wilde zo snel mogelijk vertrekken. Mijn moeder geloofde in het idee. Ze hadden geen geld, helemaal niets, maar ze gingen toch. Ze waren 25, misschien 26. Ze sliepen op matrassen op de vloer in een leeg huis. Het is bizar hoe alles veranderd is sindsdien.”
Hoewel hij zichzelf onmiskenbaar als Australiër ziet, blijft Groot-Brittannië een verre echo uit zijn verleden. “Als kind ging ik er regelmatig heen, maar het is inmiddels zeker tien jaar geleden dat ik nog in Liverpool ben geweest. Het is er enorm veranderd. Toen ik er voor het eerst kwam, was het nog grauw en verouderd. Mijn laatste bezoek viel samen met de opwaardering van Liverpool One en de herontwikkeling van de oude dokken — een wereld van verschil.”
Tegenwoordig woont O’Connor, zoals zoveel klimmers, in Andorra. De Pyreneeën zijn ideaal voor hoogtestages, voorbereiding en hersteltijd. Maar de bergen hebben ook een keerzijde: er is geen zee. En dat mist hij — meer dan hij had verwacht.
“Het strand is wat ik het meeste mis aan Andorra, en aan Europa in het algemeen,” bekent hij. “Ik ben toch meer een oceaanmens dan een bergmens. Niet dat ik uren op het strand lig, maar ik mis de zee, het geluid, de diepte, de frisheid. Ik hou van hoe de oceaan altijd in beweging is.”
Die verbondenheid gaat dieper dan louter nostalgie. Het gaat om identiteit. “De bergen zijn indrukwekkend, en in Andorra ervaar je echt de seizoenen in hun volle omvang. Maar het water — dat mis ik het meest aan Australië.”
Zelfs zijn smaakpapillen delen die heimwee. “Ik mis ook de Australische zeevruchten,” lacht hij. “De variëteit is ongelooflijk. Je hebt riffen, diepe oceaan, zandbanken… Ik kan uren praten over de vis die ik mis. Australische vis is ongeëvenaard in zijn diversiteit.”
Solo ritten
Zoals bij zoveel renners begon het verhaal van Ben O’Connor met een simpele vonk — een glimp van een racefiets in het bezit van de vader van een vriend. Dat beeld liet hem niet meer los. O’Connor wilde er ook een. Zijn ouders gaven toe aan zijn verlangen en kochten hem zijn eerste koersfiets. Wat volgde, was een solotocht die zijn karakter zou vormen.
“Mijn maat wilde niet met me rijden,” vertelt O’Connor met een grijns. “Hij vond me te gevaarlijk. Ik had de techniek niet, dus ben ik in mijn eentje begonnen — rond de Swan River. En zo is het allemaal begonnen. Stap voor stap werd ik beter, tot ik op een dag wél met hem mee mocht.”
Het is een anekdote die veel zegt. Lang voor hij een podiumplaats behaalde in een grote ronde, reed Ben O’Connor alleen. Zonder coach, zonder team, gedreven door nieuwsgierigheid en pure wilskracht. “Mijn ouders kochten die fiets voor me omdat ik er echt voor ging. De vader van een vriend reed motor, en ik vond die racefiets er zó gaaf uitzien. Het was iets wat ik altijd al wilde doen. Ik was als kind al gek op fietsen — op mijn mountainbike door Perth, gewoon vertrekken vanaf huis en kijken waar ik uitkwam.”
Vandaag, jaren later, staat O’Connor opnieuw aan de start van de Tour de France. Maar deze keer niet als outsider, niet als klimmer in dienst van een ander, maar als leider van Team Jayco AlUla. De Australiër mikt op een plek in de top tien van het algemeen klassement.