Veertig jaar zijn verstreken sinds
Bernard Hinault als laatste Fransman de Tour de France op zijn naam schreef. In de aanloop naar de 2025-editie, met het Grand Départ in Lille om de hoek, blikt de ‘Blaireau’ terug – en vooruit. In gesprek met La Gazzetta dello Sport laat de inmiddels 70-jarige Hinault geen spaander heel van de Franse hoop, ziet hij Pogacar als onbetwiste topfavoriet, en spaart hij ook de moderne koerscultuur niet.
“Veertig jaar, dat is een eeuwigheid in het wielrennen,” verzucht Hinault. “En eerlijk gezegd zie ik niemand aan Franse zijde die ook maar in de buurt komt van renners als Pogacar, Vingegaard of Evenepoel. Er zijn talenten in het buitenland – Almeida, Del Toro, die jonge Sloveen die de Giro Next Gen won – maar in Frankrijk? Nee. We hebben kampioenen gehad, maar geen Grand Tour-winnaars in de dop.”
Wat hem het meest steekt, is niet alleen het gebrek aan absolute toprenners, maar ook het gebrek aan honger. “Geen enkele jonge Fransman heeft me ooit om advies gevraagd. Niet één,” zegt hij met verbazing. “Ik had graag mijn ervaring gedeeld. Dat niemand daar behoefte aan heeft, zegt misschien ook wel iets.”
Een Franse uitdager voor het geel is dit jaar dan ook ver te zoeken. Guillaume Martin, Lenny Martínez en Kévin Vauquelin worden eerder gezien als etappejagers dan als klassementsmannen. Een Franse top 10-notering zou al als succes geboekt worden.
Aan de absolute top blijft het ondertussen een duel tussen de vertrouwde namen:
Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard. Maar volgens Hinault staat die strijd dit jaar al voor de start op scheve benen. “Op basis van wat we in de Dauphiné zagen, is Pogacar gewoon een klasse apart. Hij is fenomenaal. Als hij heel blijft, zie ik niemand hem verslaan.”
Sterker nog, Hinault acht het zelfs mogelijk dat Pogacar in de nabije toekomst alle drie de Grote Rondes in één jaar wint – iets wat sinds Merckx' gloriejaren slechts een droom is gebleven. “Met de huidige kalender? Het is absoluut mogelijk. Als ik nu zou koersen, zou ik ervoor gaan. En ik zou weten hoe ik me daarop moest voorbereiden.”
Tot slot laat Hinault zich ook uit over een ander heikel punt in het moderne peloton: veiligheid. Met de aanhoudende stroom aan valpartijen en discussie over raceorganisatie, wijst Hinault met de vinger naar iets anders dan snelheid of parcoursontwerp. “Het zit niet in de snelheid, het zit in de technologie. Fietscomputers, oortjes – schaf ze af. Renners crashen omdat ze meer naar hun scherm kijken dan naar de weg voor zich.”
Een typische Hinault-uitspraak: kort, fel, en onomwonden. Net als zijn demarrages destijds – zonder schermen, zonder wattage, puur op instinct.