De langverwachte terugkeer van
Mathieu van der Poel in het mountainbiken is uitgedraaid op een ware nachtmerrie. Tijdens de openingsronde van de UCI Wereldbeker in het Tsjechische Nové Město moest de Nederlandse alleskunner vroegtijdig de strijd staken na twee valpartijen binnen het halfuur. De diagnose na afloop: een breuk in het scaphoïdebeen van zijn linkerpols, een kwetsuur die niet alleen zijn mountainbikeplannen, maar ook zijn wegcampagne deze zomer in gevaar dreigt te brengen.
Hoewel het Grand Départ van de Tour de France nog ruim vijf weken verwijderd is, zorgde het medische verdict onmiddellijk voor ongeruste blikken binnen het kamp van
Alpecin-Deceuninck. Toch lijken de eerste signalen hoopgevend: met aangepaste training en materiaalkeuzes zou Van der Poel zijn geplande programma grotendeels kunnen behouden. Maar de vraag die steeds luider klinkt: wat betekent dit voor zijn langgekoesterde droom om in 2025 de regenboogtrui van het mountainbiken te veroveren?
"Ik denk dat dit een lastig verhaal wordt," reageerde bondscoach
Gerben de Knegt nuchter tegenover Het Nieuwsblad na de crash. "De timing van de blessure en de belasting van Mathieu's wegprogramma zetten zijn off-road ambities onder zware druk."
Het is niet de eerste keer dat Van der Poel tegenslag kent op de mountainbike. In Glasgow 2023 moest hij al vroeg opgeven bij het WK, en op de Olympische Spelen van Tokio in 2021 kwam hij eveneens ten val, ondanks zijn status als topfavoriet. In een carrière waarin hij al talloze monumenten en wereldtitels in andere disciplines op zijn naam schreef, blijft het mountainbiken voorlopig het ontbrekende puzzelstuk.
"Ik neem binnenkort contact met hem op," vervolgde De Knegt. "Maar ik vermoed dat hij nu al voelt dat het WK van dit jaar een moeilijk verhaal wordt. Hij heeft nu eenmaal niet veel ruimte in zijn agenda om zich serieus op het mountainbiken te richten. We mogen blij zijn dát hij überhaupt tijd wil vrijmaken."
En dat programma is inderdaad overvol. In het voorjaar pakte Van der Poel glorieus de zeges in zowel Milano-Sanremo als Parijs-Roubaix. Deze zomer staat hij opnieuw centraal in de Tourploeg van Alpecin-Deceuninck — als kanshebber voor ritwinst én als onmisbare lead-out voor sprinter Jasper Philipsen. Tussen de Tour (juli) en de Wereldkampioenschappen (eind augustus en september) wringt zich nauwelijks een gaatje voor een specifiek mountainbikeblok.
Toch liet Van der Poel eerder weten dit jaar het WK op de weg links te laten liggen om zich toe te leggen op de mountainbike. Maar dat pad is nu met boobytraps bezaaid. De vraag rijst: heeft hij na drie zware Tourweken wel voldoende tijd en scherpte om zich opnieuw de specifieke techniek en intensiteit van het mountainbiken eigen te maken?
"Je mag de kloof tussen weg- en mountainbiken niet onderschatten," aldus De Knegt. "Het zijn echt twee totaal verschillende sporten. Als hij het serieus wil aanpakken, zal hij er meer tijd in moeten steken — en dat wordt lastig met zijn wegprogramma."
Toch sluit de bondscoach een scenario niet uit. "Stel dat hij zich een maand tot zes weken volledig op het mountainbiken kan richten, dan ligt er veel in het verschiet. Maar of dat haalbaar is, hangt af van zijn schema én zijn eigen keuzes."
Van der Poel heeft zijn hele carrière al bewezen dat hij de regels van het wielrennen naar zijn hand kan zetten — van zeven wereldtitels in het veld tot een WK op de weg en acht monumentzeges. Maar zelfs voor een sporter van zijn kaliber komt er een moment waarop keuzes moeten worden gemaakt.
"De vraag is nu: hoe sterk leeft die droom om mountainbikewereldkampioen te worden écht?" besluit De Knegt. "Dat is iets waar ik ook heel benieuwd naar ben."