Wat een prestigieuze krachtmeting tussen de sprinters had moeten worden, veranderde in een hectische en gevaarlijke finale. Juan Sebastián Molano schreef de Classic Brugge-De Panne op zijn naam, maar de vreugde over zijn overwinning werd overschaduwd door een reeks zware valpartijen. Opnieuw laaide de discussie op over de veiligheid van de renners en het parcoursontwerp.
De laatste vijf kilometer van de koers zaten vol verraderlijke obstakels. Wegversmallingen, verkeersdrempels, middengeleiders en een haakse bocht op 500 meter van de streep maakten de sprintfinale levensgevaarlijk. Het resultaat? Een opeenvolging van valpartijen die het peloton volledig uit elkaar sloegen.
De wedstrijd, vaak het 'onofficiële WK voor sprinters' genoemd, kon die status niet waarmaken. Veel topsprinters gingen al tegen de grond nog voor ze hun sprint konden inzetten. Vraag dat maar aan Tim Merlier.
Steven de Jongh, ploegleider bij Lidl-Trek, gaf in gesprek met WielerFlits toe dat de problemen in de finale bekend waren. "Niet dat het hier ieder jaar misloopt. We kennen deze slotkilometer al heel lang, het is dezelfde als de voorbije jaren en toen is het wél goed gegaan", zei hij. "Alleen, toen waren de weersomstandigheden zwaarder. De wind was deze keer niet zwaar genoeg om het peloton in waaiers te trekken, en dan ga je met een heel fris peloton richting de finish. Alle obstakels en de smalle wegen in de finale zijn er dan te veel aan."
Ook Wilfried Peeters, ploegleider bij Soudal - Quick-Step, wees op de opeenstapeling van gevaarlijke factoren. "Soms is het juist goed als er een paar bochten in het slot zitten, om lijn in het peloton te krijgen. Maar het is mis gegaan bij die versmalling op twee kilometer van het einde. Even later lag er een vluchtheuvel bij de laatste bocht om de grote baan in te gaan, daar was ook een grote valpartij. Die laatste kilometers waren heel tricky. Het was elke keer kijken: hopelijk ligt er niemand van ons bij. Maar ik denk dat elke ploeg wel iemand langs de kant heeft zien staan in de slotkilometers."
De discussie over hoe een sprintkoers als deze veiliger kan verlopen, blijft voortduren. De Jongh is duidelijk: "Ze moeten kijken naar een finish buiten het centrum. Dat is de enige manier om hier een veilige aankomst te vinden. Maar goed, ik begrijp ook dat de organisatie dat niet ziet zitten, want dan haal je alles weg bij de middenstand. Het is een lastige, maar vooral jammer dat er zo veel ongelukken gebeuren. Dat zou eigenlijk niet meer van deze tijd mogen zijn."
Peeters erkent dat de parcoursbouwers niet altijd evenveel speelruimte hebben. "Je wilt een veilige sprint, maar het straatmeubilair neemt alleen maar toe. Middengeleiders en drempels verwijderen kost veel geld. Organisaties zitten klem tussen veiligheid en logistiek."
Daarnaast speelt ook de koersdynamiek een rol. De sprinterswedstrijden zijn belangrijk voor UCI-punten, en met ploegen die onder druk staan om resultaten te boeken, worden risico’s niet geschuwd. "De ploegen staan onder druk om punten te pakken. En waar zijn er veel punten te verdienen? In de sprinterskoersen. Die punten zijn dan weer belangrijk om in de WorldTour te kunnen blijven en renners krijgen tegenwoordig bonussen op basis van punten", legt De Jongh uit. "Daardoor is het peloton voller met renners die koste wat het kost willen meedoen. Iedereen duikt in hetzelfde gaatje."
Ondanks de risico’s vindt De Jongh dat sprintklassiekers zoals De Panne hun plek in de wielersport behouden. "Zeker wel. Maar voor een aankomst als deze moet je dan wel eerst een zware koers krijgen. Ofwel door de wind, ofwel door de regen. Dan heb je toch minder chaos en heb je minder frisse renners in de finale."
Het is een terugkerende discussie: hoe houden we wielrennen spannend zonder de renners onnodig in gevaar te brengen? De valpartijen in De Panne tonen opnieuw aan dat het antwoord nog niet gevonden is. Eén ding is zeker: een sprintkoers moet gewonnen worden door de snelste, niet door degene die overeind blijft.