Op zijn 22ste lijkt
Tibor del Grosso zijn weg in de wielerwereld tot dusver met precisie te banen. Tien jaar geleden reden niet veel renners van zijn leeftijd op het niveau waarop de
Alpecin-Deceuninck-renner nu presteert, maar volgens hem hebben de opmars van renners als
Tadej Pogacar en Remco Evenepoel de perceptie veranderd van wat jonge coureurs doorgaans kunnen bereiken.
Del Grosso, tweevoudig wereldkampioen veldrijden bij de beloften, rijdt voor dezelfde ploeg als
Mathieu van der Poel; hij bloeit al van jongs af aan in het veldrijden, maakt veelbelovend de overstap naar de weg en heeft de fietsbeheersing en flair die zijn landgenoot in zijn vroege jaren ook kenmerkten. Om vele redenen wordt hij vaak de ‘nieuwe Van der Poel’ genoemd.
Maar “mensen vergeten vaak dat Mathieu, gezien zijn leeftijd, al langer enkelcross rijdt. Hij is in het wegwielrennen opgegroeid bij de ploeg van de Roodhoofts. Die ploeg werd pas WorldTour toen hij 26 was,” stelt Del Grosso in een interview met
Wielerflits’ RIDE Magazine. Del Grosso is op dat moment nog 22, en reed dit jaar zijn eerste seizoen binnen de WorldTour-structuur. Toch voelt hij de druk en verwachtingen van buitenaf, mede door andere renners die ondanks hun jonge leeftijd al doorbraken of nu aan de top staan.
“Hij heeft op jonge leeftijd veel bereikt, maar op de weg deed hij pas later echt mee om de prijzen. Ik hoop dat ze mij die tijd ook gunnen. De verwachtingen voor jonge renners liggen tegenwoordig echter veel hoger. Dat komt doordat jongens als Remco Evenepoel, Tadej Pogacar, Isaac Del Toro en Paul Seixas al zo vroeg topresultaten neerzetten.”
Del Grosso ligt perfect op schema
In het veldrijden is de Nederlander niet alleen de toekomst, maar al de gevestigde orde. En op de weg draaide hij een ijzersterk seizoen, met veel WorldTour-koersen;
hij was dicht bij zijn eerste WorldTour-zege in de Volta a Catalunya; pakte zijn eerste profzege in de Tour of Turkey; werd vijfde in de Tour of Norway en reed top-10 in de Renewi Tour, waarmee hij ook in etappekoersen zijn talent onderstreepte.
“We moeten de prestaties van renners als Evenepoel, Pogacar, Del Toro en Seixas niet als vanzelfsprekend beschouwen. Toch gebeurt dat een beetje. 2025, mijn eerste jaar in de WorldTour, begon ongelooflijk goed. In Catalunya was ik al dicht bij etappewinst en een paar dagen later reed ik top tien in Dwars door Vlaanderen,” voegt hij toe. “Vanaf dat moment lijkt dat ineens de norm. Mensen vergeten snel hoe jong je nog bent.”
En net als Van der Poel wordt Del Grosso vrijwel zeker een klassiekerspecialist, mogelijk al dit voorjaar de rechterhand van de kampioen. “Absoluut [een verrassing]. Ik had echt niet verwacht dat ik zo snel finales op dat niveau zou kunnen rijden. Daarna gaan mensen meteen uit van een nieuw normaal.”
“Dat je altijd meedoet voor de top tien. Dat vind ik niet erg. De rest van het jaar heb ik vrij constant goed gereden. Maar soms vergeet je hoe gaaf het is om in de tweede groep van Dwars door Vlaanderen te zitten met jongens als Mads Pedersen en Stefan Küng, naar wie ik altijd op tv keek. Het voelt alsof je je jeugddroom leeft,” besluit hij.