Wanneer
Lance Armstrong naar de huidige wielersport kijkt, valt het hem op dat de rivaliteit tussen 's werelds meest getalenteerde renners tegenwoordig veel vriendschappelijker lijkt te zijn dan in zijn tijd, toen hij zelf een aantal jaren de kopman van het professionele wielrennen was.
"In deze generatie, zie je deze jongens keihard tegen elkaar racen, en dan, als een van hen verliest, wachten ze gewoon bij de finishlijn. En dan geven ze elkaar gewoon een knuffel... Ik bedoel, wat is dat?" zei Armstrong in een podcast met Danny Duncan. "Je staat daar gewoon te wachten om elkaar te knuffelen, nadat je net verloren hebt? Ik zeg niet dat onze generatie het juiste model was of dat ik er trots op ben, maar ik vind het wel interessant om te zien. Maar zo was het niet voor ons. Ik heb er zelfs nooit aan gedacht."
Natuurlijk waren de rivaliteiten in de afgelopen decennia soms intenser, scherper en minder vergevingsgezind. Zoals in elke sport bestaan deze rivaliteiten en zijn ze vaak een reden tot opwinding voor de fans. De laatste jaren zijn er echter grote namen opgestaan die niet alleen enorm getalenteerd zijn, maar ook zeer vriendelijke en geliefde figuren binnen het peloton zelf, zoals Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel en Remco Evenepoel, die soms zelfs samen trainen. Een sfeer die ondenkbaar was voor Armstrong, zegt hij, omdat het peloton in die tijd simpelweg niet deze mentaliteit had.
"Ik denk dat het racen van onze generatie beter was... We haatten elkaar niet, maar zelfs voor mij heeft niemand me ooit iets aangedaan waardoor ik dacht: 'Ik haat die klootzak'. Ik verzon dingen en las een artikel en had zoiets van 'nou, ik denk dat ik het op een bepaalde manier zou kunnen lezen, nou, laat ze de kolere krijgen'".