De
Waalse Pijl 2025 werd verreden onder onheilspellende omstandigheden: bittere kou, striemende regen en verraderlijk gladde wegen. Het leverde niet alleen spektakel en drama op, maar ook een afgemeten antwoord op de discussie die het peloton sinds de Amstel Gold Race in haar greep hield.
Normaal gezien stemt de doorsnee wielerliefhebber pas af voor de finale klim van de Mur de Huy. Niet dit jaar. Van het startschot tot de slotmeter zaten zelfs de casual fans aan het scherm gekluisterd. De reden? Mattias Skjelmose’s stuntzege tegen
Tadej Pogacar in de Amstel Gold Race, een paar dagen eerder.
Sindsdien was het hek van de dam. Wat gebeurde er daar in Limburg? Was Pogacar slecht gepositioneerd? Was Skjelmose simpelweg sterker? Had Remco Evenepoel een hand in het terughalen van de Deen? En, vooral: was dit het begin van een barst in de onaantastbare façade van Pogacar?
De Sloveense wereldkampioen lijkt bijna onverslaanbaar, maar Amstel toonde dat ook hij te kloppen is. Zijn nederlaag werd breed uitgemeten. Critici staken hun kop op: Is hij overmoedig? Vermoeid? Betaalt hij de tol van zijn aanvallende stijl? Pogacar is immers niet iemand die wacht. Hij rijdt met het hart, niet met de rekenmachine. Hij kiest de aanval, waar anderen kiezen voor controle.
Maar op woensdag, op de steile flanken van de Muur van Hoei, liet hij opnieuw zien waarom hij de koers bepaalt. Niet met woorden, maar met benen.
De verwachting was dat Pogacar in Huy zou terugslaan, de hoop van zijn rivalen was dat hij opnieuw zou wankelen. Skjelmose, Evenepoel, Pidcock, Healy en Vauquelin stonden paraat. Maar in de laatste kilometer, toen
UAE Team Emirates - XRG de regie overnam en het tempo opvoerde, was er nog maar één vraag: wie kon Pogacar volgen? Het antwoord was eenvoudig: niemand.
Pogacar wachtte, anticipeerde, versnelde... en vloog weg. Zijn versnelling was niets minder dan vernietigend. De wereldkampioen kwam solo over de streep, met een voorsprong die de laatste jaren niet meer gezien is op deze beruchte aankomst. En toch was het misschien niet de aanval zelf, noch zijn solo-aankomst die het meest indrukwekkend was. Het was het beeld na de streep: Pogacar met de armen gespreid, handpalmen open, de mond gesloten.
Geen gebalde vuist. Geen schreeuw. Enkel stilte. Een pose die boekdelen sprak. Een boodschap, helder en eenvoudig: "Ik hoef niets te zeggen."
Voor wie hem afschreef na zondag. Voor wie twijfelde aan zijn frisheid, zijn vuur, zijn keuzes. Het beeld op de Muur van Hoei was meer dan een overwinningsgebaar. Het was een weerwoord. Niet met een microfoon. Met de benen. Zoals alleen de groten dat kunnen.