ANALYSE | Tadej Pogacar en de erfenis van Fausto Coppi – twee tijdperken, één kloppend hart in Lombardije

Wielrennen
zaterdag, 11 oktober 2025 om 11:26
TadejPogacar (2)
Het is eindelijk tijd voor Il Lombardia, het laatste monument van het wielerjaar. De lucht is ijler, de bladeren draaien en de vermoeidheid hangt aan elk wiel. Toch weet de koers op de een of andere manier nog steeds enkele van de meest emotionele, chaotische en transcendente momenten van het seizoen te brengen. Al meer dan een eeuw biedt de wedstrijd een podium voor verlossing — en soms pure poëzie — wanneer het jaar zijn einde nadert. Vijf edities in het bijzonder vatten alles samen wat Lombardije niet alleen tot een klassieker maakt, maar tot de ultieme afsluiter van het seizoen. Dus voordat de eerste pedaalslagen vandaag worden gemaakt, blikken we terug op enkele van de mooiste edities van Il Lombardia ooit.

De Coppi-jaren

Het verhaal begint in 1946, de eerste editie na de Tweede Wereldoorlog. Italië was in wederopbouw en Fausto Coppi, toen zevenentwintig, werd het symbool van die heropleving. Die herfst, op het 231 kilometer lange parcours van Milaan, viel hij aan op de Madonna del Ghisallo en opnieuw op de Ghisolfa-brug, waarna hij solo finishte op het Vigorelli-velodroom — veertig seconden voor de rest.
Het was het begin van een dynastie. Coppi zou Lombardije vier jaar op rij winnen, van 1946 tot 1949, en de legende van de Campionissimo vestigen. In een sport die herrees uit schaarste en oorlog werd zijn aanval niet enkel als atletische daad gezien, maar ook als nationale catharsis. Lombardije had zijn identiteit gevonden: een podium voor wedergeboorte in het herfstlicht.
Acht jaar later keerde Coppi terug voor zijn vijfde en laatste triomf. De editie van 1954 leverde geen verpletterende solo meer op, maar vergde geduld en sluwheid. Zijn grote rivaal Fiorenzo Magni zat in dezelfde kopgroep, en voor één keer moest Coppi gokken op timing in plaats van pure kracht. In de slotkilometers waren de twee Italianen zo aan elkaar gewaagd dat zelfs het publiek in het Milanese velodroom de uitkomst niet kon voorspellen. Coppi vond een opening in de sprint, klopte Magni nipt en behaalde zijn vijfde overwinning — een record dat tot op vandaag standhoudt (al kan Tadej Pogačar dat vanavond evenaren).
Tegen die tijd was Coppi’s privéleven veranderd in een nationaal schandaal, zijn gezondheid verslechterde en de duels met Bartali behoorden tot het verleden. Lombardije 1954 werd zijn laatste moment van absolute controle. Het sloot een gouden tijdperk af en werd een maatstaf waaraan elke moderne kampioen, van Merckx tot Pogačar, zich sindsdien in stilte spiegelt.
Twee jaar later schreef de koers een van haar vreemdste, meest menselijke hoofdstukken. De editie van 1956 wordt minder herinnerd om de winnaar, André Darrigade, dan om het drama onderweg. Coppi viel aan op de Ghisallo, gevolgd door Diego Ronchini. Achter hen miste Magni de slag en werd — volgens de legende — ingehaald door een auto met Giulia Occhini, de Dama Bianca en Coppi’s geliefde. Haar blik, of misschien haar lach, stak het vuur in hem opnieuw aan. Verhit door woede zette hij een eenmansachtervolging in en dichtte het gat bijna op wilskracht. Enkele kilometers later snelde Darrigade echter beide voorbij om de overwinning te grijpen. Het was een scène die zo uit een Italiaanse film kon komen: passie, rivaliteit, verraad en uitputting. Lombardije had opnieuw bewezen de meest emotionele van alle Monumenten te zijn — een koers waar het hart het vaak wint van de logica.
Tadej Pogacar wint opnieuw
Tadej Pogacar wint opnieuw

De 21e eeuw

Een halve eeuw later nam de regen opnieuw de hoofdrol. De editie van 2010 voltrok zich onder een ijle hemel; de wegen waren glad en verraderlijk. Philippe Gilbert, inmiddels de meester van de herfstkalender, reed samen met Michele Scarponi weg op de hellingen boven het Comomeer. Op de laatste klim, San Fermo della Battaglia, viel Gilbert aan, daalde solo af en kwam druipend en verkleumd over de finish. Achter hem veranderde de afdaling in een slagveld: renners gleden over witte lijnen, dromen spatten uiteen op nat asfalt. Twee jaar later draaide het script om, toen Gilbert — toen regerend wereldkampioen — zelf crashte op dezelfde wegen.
Dan 2024: een editie die nu al naast de Coppi-jaren staat in de wielerfolklore. Tadej Pogačar, in zijn regenboogtrui, viel aan op de Colma di Sormano met nog 48 kilometer te gaan. Gedurfd, maar niet verrassend. Vanaf dat moment was hij ongrijpbaar. Remco Evenepoel probeerde te achtervolgen, maar zag het gat groeien tot meer dan drie minuten. Toen Pogačar Como bereikte, was de zon onder en zijn voorsprong de grootste sinds Merckx in 1971.
“Elke overwinning is speciaal,” zei Pogačar die avond. “Vandaag ook, omdat het team het hele jaar hard heeft gewerkt voor al onze zeges — vandaag was dat niet anders.” Kan Pogačar dat huzarenstuk vandaag opnieuw herhalen?

De ziel van Lombardije

Vijf races, vijf tijdperken — en toch één hartslag. Lombardije beloont de eenzame kunstenaar: de klimmer die vroeg durft aan te vallen, de daler die weigert te remmen, de romanticus die rijdt op emotie.
Coppi’s overwinningen maakten de koers tot symbool van wederopstanding; Magni’s wraak gaf het drama; Gilbert’s storm en Pogačar’s eenzaamheid herschiepen het als strijd tussen mens en element. Waar de lente-Monumenten collectieve gevechten zijn, is Lombardije een duel tussen lichaam en vermoeidheid, wil en zwaartekracht.
Het is de laatste bekentenis van het wielrennen aan het einde van het seizoen. De laatsten die nog kracht over hebben, rijden op herinneringen — op zoek naar afsluiting of verlossing. Want in Lombardije krijgt elk wielerjaar zijn laatste zin.
Claps 0bezoekers 0
loading

Net Binnen

Meest Gelezen

Loading