Voor
Zoe Bäckstedt was het bijna nooit een optie om geen wielrenster te worden. De dochter van
Parijs-Roubaix kampioen Magnus Bäckstedt reed al op de fiets voor zover haar geheugen reikt en het is dan ook geen verrassing dat de combinatie van genen en passie ons een van de meest getalenteerde wielrenners in het peloton heeft opgeleverd.
Ze gelooft dat de Castle Combe onder de 10 waarschijnlijk haar eerste overwinning was. "Dat is degene die ik me herinner," herinnert ze zich in een interview met Velo. "Ik versloeg de jongens. Ik startte achter de jongens, pakte de jongens, viel ze aan, versloeg ze allemaal op de finish. Het was een sprint, ik lag misschien vijf of zes fietslengtes voor. Kleine Zoë was erg blij."
"Het is natuurlijk geweldig om de naam te hebben die we hebben en dat mensen ons herkennen. Natuurlijk komt daar soms een beetje druk bij kijken. Misschien was er in Roubaix veel aandacht, veel media om me heen tijdens de wedstrijd. Ook rond mijn vader die binnenkwam als sportdirecteur. Dus dat was niet het makkelijkste om die wedstrijd in te gaan. Maar ik denk dat het het uiteindelijk allemaal waard is. Dat is het echt. Het is de coolste naam om te hebben en ik zou het voor geen geld ter wereld willen veranderen."
"Ik heb mijn uithoudingsvermogen van mijn vader. En ook een beetje uithoudingsvermogen van mijn moeder. Zij was nationaal kampioen wielrennen op de weg. Dus ik heb uithoudingsvermogen van haar. Maar haar sprint... Dat heb ik zeker van haar. En dan de rest van mezelf opgebouwd."