Terwijl de speculatie toeneemt over een mogelijke verbreding van Jonas Vingegaards ambities buiten de Grote Rondes, roepen Deense wieleranalisten op tot voorzichtigheid. Volgens het Eurosport-panel van Deense experts zou de tweevoudig
Tour de France-winnaar goed moeten nadenken voordat hij zijn uitzonderlijke kwaliteiten als etappekoerser inruilt voor een jacht op de grootste eendagsklassiekers.
Er zijn maar weinig renners in het moderne wielrennen die zich zó duidelijk hebben gedefinieerd door hun meesterschap in het etappewerk als Vingegaard. Van het hooggebergte van de Tour de France tot de tactische finesse van de Vuelta a Espana, die hij in 2025 won voor Joao Almeida en Tom Pidcock – de Deen bouwde zijn palmares op precisie, controle en uithoudingsvermogen.
Met zijn berekende tempo’s en veerkracht op grote hoogte is hij de enige renner die
Tadej Pogacar de afgelopen jaren over drie weken heeft kunnen kloppen – en dat zelfs twee keer in de Tour.
Toch rijst de vraag of Vingegaard, geïnspireerd door Pogacars veelzijdigheid van Luik–Bastenaken–Luik tot Il Lombardia, ooit zelf zijn kans wil wagen in de klassiekers. Voor Jesper Worre, analist bij Eurosport Danmark, is dat echter een riskante onderneming.
“Het zou prachtig zijn als hij de eendagskoersen prioriteit zou geven,” zegt Worre. “Maar dat vraagt om een compleet andere voorbereiding – met hoogtestages, specifieke trainingen en deelname aan kleinere klassiekers om ritme op te bouwen. Dan zou hij kunnen meedoen aan Luik of Lombardije, maar dat is een enorme gok.”
Volgens Worre beschikt Vingegaard zonder twijfel over de fysieke capaciteiten om te slagen, maar is de mentale factor minstens zo bepalend: “Hij kan het, maar alleen als hij het écht wil. Als hij innerlijk verdeeld blijft en niet volledig toegewijd is, kan hij beter gefocust blijven op de Grote Rondes.”
“Je kunt niet alles doen”
Collega-commentator Bastian Emil Goldschmidt deelt die mening en benadrukt dat Vingegaard al uitzonderlijk veel brengt aan de sport. “We krijgen al zoveel van Jonas,” zegt hij. “Hij is de enige die Pogacar heeft verslagen in de grootste rittenkoersen. Om hem nu ook in de klassiekers tegen Pogacar te laten strijden – die daarin misschien wel de renner van het decennium is – dat is wel héél veel gevraagd.”
Worre vult aan dat zelfs de grootste kampioenen moeten kiezen voor verfijning in plaats van heruitvinding: “Om op wereldniveau te blijven presteren, moet je steeds beter worden in wat je al goed kan,” stelt hij. “Jonas moet blijven bouwen op zijn kracht in etappekoersen – daar ligt zijn natuurlijke terrein.”
De Pogacar-benchmark – en de prijs van verandering
De voorzichtigheid van de Deense experts heeft niets te maken met het temperen van ambitie, maar met de harde realiteit van keuzes en opportuniteitskosten. Pogacar zette in 2025 de lat opnieuw extreem hoog: een vierde Tourzege, dominantie in het voorjaar én de wereldtitel in Kigali, met daarbovenop brons in de tijdrit.
Om op beide fronten te concurreren – in de Grote Rondes én in de monumenten – zou Vingegaard zijn volledige trainingsstructuur, piekplanning en wedstrijdkalender moeten herzien. Dat zou hem onvermijdelijk dwingen afstand te nemen van de methodische voorbereiding die hem juist onklopbaar maakt in het hooggebergte.
Tactisch gezien liggen de profielen van beide renners ver uiteen. Pogacars kracht ligt in zijn explosiviteit: herhaalde versnellingen met hoog koppel, het dichten en openen van gaten op onregelmatige hellingen, en een tomeloze aanvalslust.
Vingegaard daarentegen blinkt uit in lange, constante inspanningen op grote hoogte – metronomisch, berekend, onwrikbaar. Het zijn precies die kwaliteiten die hem de meester van de drieweekse rondes maken.
Op papier zou Vingegaard kunnen meedraaien in Luik–Bastenaken–Luik of Il Lombardia – klimklassiekers met selectieve profielen die passen bij een ronderenner. Maar om daar te winnen, zou hij de marginale voordelen moeten opofferen die hem in de Tour onverslaanbaar maken: zijn absolute efficiëntie, zijn herstelvermogen, en zijn feilloze controle.