Hij won niet, maar Tadej Pogacar heeft bij zijn allereerste deelname aan Parijs-Roubaix een verpletterende indruk achtergelaten. De Sloveense wereldkampioen eindigde zondag als tweede in de mythische ‘Hel van het Noorden’, achter titelverdediger Mathieu van der Poel, en toonde zich opnieuw een meester van het lijden.
Lang leek Pogacar een geduchte concurrent voor Van der Poel. Hij volgde elke versnelling, deelde zelf aanvallen uit en reed met ogenschijnlijk gemak over de kasseien die menig specialist angst inboezemen. Tot het noodlot toesloeg.
Met nog iets meer dan 38 kilometer te gaan ging het mis in een verraderlijke bocht. Pogacar kwam ten val na een moment van onoplettendheid, waardoor Van der Poel vrij baan kreeg. De Nederlander zou die voorsprong niet meer afstaan.
“De sfeer was ongelofelijk,” vertelde Pogacar na afloop. “In elke sector stonden zoveel mensen langs de kant, dat helpt echt enorm. Of het nu zijwind of tegenwind is, hun aanmoedigingen duwen je vooruit.” Toch gaf hij toe dat de tank richting het einde leeg raakte: “De laatste twintig kilometer duurden eindeloos. Ik was compleet op.”
Over zijn valpartij was de Sloveen openhartig. “Ik verloor misschien heel even mijn focus. Er stonden motoren in de bocht, en ik dacht dat ze rechtdoor zouden gaan. Ik keek naar hen in plaats van op de weg te letten. Door de rugwind gingen we ook erg snel… uiteindelijk kwam ik gewoon te hard die bocht in.”
Toch kan Pogacar terugkijken op een memorabel debuut. Niet alleen hield hij zich staande tussen de grootste kasseispecialisten, hij deed dat op indrukwekkende wijze. “Dit was zonder twijfel een van de zwaarste koersen die ik ooit heb gereden. Ik had geen vermogensmeter in het laatste deel, maar toen we met vijf man vooraan reden, reed ik volgens mijn gegevens een van de hoogste waardes uit mijn carrière.”