Tijdens de laatste week van de Tour de France leek Tadej Pogacar voor het eerst dit seizoen tekenen van vermoeidheid te vertonen. Mentaal leeg, zichtbaar verlangend naar rust — het leek even alsof de Sloveen de tol betaalde van een lang en intens jaar. Maar wie dacht dat hij over zijn hoogtepunt heen was, kreeg de afgelopen weken een overtuigend weerwoord. De renner van UAE Team Emirates – XRG domineerde zowel het Wereldkampioenschap als het Europees kampioenschap, en dat met een ogenschijnlijk gemak dat enkel de allergrootsten is gegeven.
De Belgen zonder antwoord
In Drôme-Ardèche kreeg Pogacar af te rekenen met een Belgische armada die de koers al meer dan honderd kilometer van de finish openbrak. De Sloveen beantwoordde echter elke aanval en liet geen enkele kloof ontstaan. Volgens José De Cauwer, analist bij Sporza, vraagt dat om een andere aanpak in de toekomst.
“Misschien moeten we nadenken over een andere tactiek,” stelt De Cauwer. “Nu laten we onze knechten te vroeg werken. Misschien moeten we ze wat inhouden en hopen dat, als Pogacar met zeventig kilometer te gaan toch gaat, we dan nog iets achter de hand hebben. Of dat lukt, is een ander verhaal.”
De Cauwer gelooft dat een conservatievere koersaanpak meer kans op succes biedt dan frontaal de strijd aangaan met de Sloveen. “Je moet het vlakke gebruiken. Bergop kun je hem niet breken, dat telt niet. Het zijn de dalen waar het verschil gemaakt kan worden. In de technische afdalingen en vlakke stukken kun je het gat misschien dichten. Tot nu toe is er geen andere methode die werkt.” De theorie is duidelijk: laat Pogacar aanvallen, blijf als ploeg compact, en probeer het verschil op de vlakkere wegen te beperken.
Een meester in controle
Na afloop van het EK legde Pogacar uit dat hij tijdens zijn solo “die ene minuut voorsprong probeerde vast te houden”. Dat detail sprak boekdelen, vond De Cauwer.
“Het is indrukwekkend hoe hij dat doet. Dan vraag je je af: heeft hij nog overschot? Blijkbaar wel. Omdat niemand hem meer echt onder druk kan zetten, weten we niet eens waar zijn limiet ligt. Hij rijdt op een minuut, verliest vijf seconden, voegt er dan zeven toe. Hij blijft maar spelen met het verschil.”
De feiten liegen er niet om: in zowel het WK als het EK reed Pogacar weg op de klim, reed zijn concurrenten één voor één uit het wiel en hield het verschil moeiteloos vast. Alleen
Remco Evenepoel kon enigszins standhouden, maar ook hij moest buigen.
“Hij kent zichzelf door en door,” zegt De Cauwer. “Hij weet exact welke wattages hij kan trappen en waar zijn grenzen liggen. Niemand komt dichterbij. Waar heeft Pogacar ooit echt gefaald? We zijn nog lang niet op het punt dat je aan hem kunt twijfelen.”
Ook Remco Evenepoel zelf erkent de suprematie van zijn rivaal. “Na het WK zei Remco me: ‘Het is toch Pogacar?’” vertelt De Cauwer. “Je kunt hem een klap geven, maar hij slikt die gewoon in en komt terug. Nu volgt de winter, en Remco zal eraan werken om dichterbij te komen. Of dat lukt? Dat is de miljoen-dollarvraag — en het zal waarschijnlijk nog veel meer inspanning kosten.”