Een generatie vóór renners als
Mathieu van der Poel en Wout van Aert heerste
Zdenek Stybar in het veldrijden en maakte hij een indrukwekkende overstap naar de weg, waar hij tot de absolute top behoorde in de kasseiklassiekers. Sinds zijn afscheid in 2023 volgt hij geen strak trainingsschema meer zoals tijdens zijn carrière, maar hij blijft de sport en haar vedetten op de voet volgen.
Stybar werd prof in 2006 en was jarenlang een van de grootste rivalen van Sven Nys. In de seizoenen 2022-2023 en 2023-2024 stond hij in de slotfase van zijn loopbaan echter nog samen aan de start met Thibau Nys. Voor Stybar, die in zijn profjaren in België woonde en de sportcultuur er van binnenuit leerde kennen, had dat een bijzondere betekenis.
“Ik geniet er echt van om Thibau zo bezig te zien. Ik ken hem sinds hij twee was. Hij deed toen al afdalingen, en wij dachten: oei, dat gaat niet goed komen,” vertelt Stybar aan In de Leiderstrui. Nys junior rijdt nu mee aan de top van het veldrijden, werd vorig jaar Europees kampioen in Pontevedra en leidt momenteel de Wereldbeker na zeges in de eerste twee manches in Tabor – in Stybars thuisland Tsjechië – en ook Flamenville.
Stybar volgt de Belgische renner, die hij al twintig jaar kent, met plezier. Met dit resultaatniveau is het denkbaar dat hij ooit de erelijst van Sven Nys kan benaderen. “Het is gewoon heel leuk om zijn carrière te volgen, zowel in het veld als op de weg. En prachtig dat hij dat kan delen met zijn vader. Dat is een droom, dus het is echt leuk om te volgen.”
Stybar zou graag trainen met Van der Poel
Stybar reed vele jaren voor Quick-Step en kende daar zijn topperiode van 2011 tot 2022. Hij won onder meer Strade Bianche, Omloop Het Nieuwsblad, E3 Saxo Classic, Renewi Tour en ritten in wedstrijden als de Tour de France en Vuelta a España. Hij trof generaties rivalen: van Peter Sagan en Philippe Gilbert tot, in zijn latere jaren, Wout van Aert en Mathieu van der Poel – zowel in het veld als op de kasseien in België en Frankrijk.
Hij geeft toe dat hij nog altijd graag met de Nederlander op pad zou gaan, met wie hij vooral op de weg duelleerde, nadat hij na 2013-2014 zijn focus grotendeels van het veld verlegde, net vóór de opmars van de twee generatiegenoten. “Ik zou nog best met Mathieu een rit kunnen maken. Bergop zou ik natuurlijk niet meekunnen, maar 100 à 150 kilometer met hem rijden lukt me nog wel. Daar zou ik niet voor terugschrikken. Ik zou er helemaal kapot van zijn achteraf, maar ik kan zeker nog met hem meerijden.”