Voor het eerst sinds 2020 maakt Tadej Pogacar vanmiddag zijn opwachting in het Critérium du Dauphiné. De Sloveense superklimmer kiest dit jaar voor een andere aanloop richting de Tour de France en gebruikt de Franse voorbereidingskoers als meetmoment. Met ook zijn voornaamste Tour-rivalen Jonas Vingegaard en Remco Evenepoel aan het vertrek, staat er meteen veel op het spel: wie deelt als eerste een mentale tik uit?
"Ja, het is te lang geleden. Ik heb deze wedstrijd echt gemist", vertelt Pogacar aan Cycling Pro Net, vlak voor de start van etappe 1 in Domérat. "In 2020 was het een beetje anders, toen werd ik vierde. Deze week hoop ik dat resultaat te verbeteren. Maar als dat niet lukt, is het geen ramp. Het blijft een voorbereidingskoers voor de Tour. We gaan zien waar we staan. Ik hoop vooral op een goed gevoel, zodat ik na de Dauphiné niet meer al te veel hoef bij te schaven."
Dat het zijn eerste deelname aan de Dauphiné in vijf jaar is, zegt veel over de andere koers die Pogacar dit seizoen vaart. Waar hij eerdere jaren vooral rittenkoersen aandeed, koos hij dit voorjaar nadrukkelijk voor eendagswedstrijden – en met succes.
"De tijd is eigenlijk veel te snel gegaan sinds Luik", blikt hij terug. "Ik zou willen dat ik nog een paar dagen extra thuis had gehad. Maar goed, we zijn hier nu, en ik kijk ernaar uit om weer te koersen."
De openingsrit van de Dauphiné biedt meteen perspectief voor de Sloveen. Een glooiende finale met enkele pittige klimmetjes lijkt op zijn lijf geschreven, al houdt de wereldkampioen zelf de verwachtingen nog wat getemperd.
"Er zitten wat klimmetjes in op het einde, ja, maar we gaan zien hoe het voelt. Het is mijn eerste rittenkoers in Europa sinds lange tijd, dus we pakken het gecontroleerd aan. We zien wel hoe het vandaag loopt – en morgen, en overmorgen. Maar ik denk dat het wel goed komt. De vorm is er. Ik hoop gewoon op dat goede gevoel en dat ik, zoals altijd in deze koers, sterk voor de dag kom."