Een Belgisch masterplan leek zondagmiddag tijdens het Europees kampioenschap 2025 tot in de perfectie uitgevoerd te worden. De ploeg probeerde precies wat velen al jaren als dé manier zien om Tadej Pogačar te ontwrichten: isoleer hem vroeg, dwing hem om zelf te koersen zonder ploegsteun, en overrompel hem vervolgens met aantallen.
Even leek het erop dat die aanpak eindelijk zijn vruchten zou afwerpen. Op de derde beklimming van de Côte de Saint-Romain-de-Lerps – de klim waarvan velen verwachtten dat die de koers zou openbreken – bevond de Sloveense superster zich volledig alleen, omringd door een muur van Belgische truien: Evenepoel, Vervaeke, Cras, Benoot. Vier, misschien vijf landgenoten die samenwerkten. Geen steun, geen ploegmaat, geen bescherming.
Maar toen deed Pogačar wat Pogačar het beste doet: aanvallen.
“We wisten dat de derde klim de zwaarste zou zijn,” zei hij na afloop. “Ik zag dat er vier of vijf Belgen waren en dat ik alleen was. Dan kun je beter aanvallen dan afwachten tot ze je met hun aantal overrompelen.”
En zo, met nog 75 kilometer te gaan, reed de kersverse wereldkampioen weg — op jacht naar wat zijn eerste Europese titel zou worden.
Evenepoel kon niet volgen – en dat maakte het verschil
De aanval kwam op een cruciaal moment: net toen de kopgroepen zich vormden en de Belgische ploeg het scenario leek te controleren. Maar de enige renner die mogelijk in staat was Pogačar te volgen,
Remco Evenepoel, moest even passen – en dat korte moment van aarzeling bleek beslissend.
“Ik vond mezelf opeens alleen aan de leiding,” vertelde Pogačar. “Ik probeerde een voorsprong van ongeveer één minuut te houden. Dat is comfortabel, maar ik kon pas ontspannen bij de finish. Ik moest blijven pushen. Ik denk niet dat het superdominant was, want Remco was sterk en bleef druk zetten. Ik ben vooral blij dat het voorbij is... en dat ik nog een titel toevoeg.”
Ondanks de indruk van moeiteloze overmacht, kwam deze overwinning Pogačar duur te staan. Zijn solorit deed denken aan zijn winnende optreden op het WK in Kigali, maar ditmaal was er meer spanning zichtbaar. Evenepoel hield het verschil beperkt tot een kleine minuut, terwijl Pogačar zichtbaar diep ging in zijn gevecht tegen de klimmen én de tegenwind.
Het ‘anti-Pogačar-plan’ werkte bijna
In aanloop naar de koers draaide de discussie onder kenners en analisten grotendeels om één idee – hetzelfde dat al jaren als de “anti-Pogačar-tactiek” wordt gezien: laat hem zonder ploegmaats achter. Met geen enkele Sloveen in topvorm en Matej Mohorič die vroeg moest lossen, leek dit het ideale moment om hem te isoleren. En met een Belgische selectie vol diepte en ambitie leek het plan eindelijk te kloppen.
Maar Pogačars reactie was van een andere orde. Zijn versnelling was messcherp, zijn inzet totaal, en zelfs het numerieke overwicht van België bleek niet voldoende om hem terug te halen. Evenepoel vocht moedig, maar miste steun op de beslissende momenten. Zoals Juan Ayuso later opmerkte, aarzelden Frankrijk en Italië om over te nemen in de achtervolging – waardoor de Belg grotendeels alleen kwam te zitten.
Ze isoleerden hem.
Ze waren met meer.
Ze achtervolgden voluit.
En toch won hij.
De vraag die nu overblijft: als zelfs dit plan niet werkt — hoe stop je Tadej Pogačar dan nog?