Mathieu van der Poel brak enkele weken geleden een botje in zijn pols, maar bewees vandaag dat hij opnieuw op niveau is. In de openingsetappe van het
Critérium du Dauphiné liet hij zich van voren zien, al moest hij in de slotfase zijn meerdere erkennen in Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard, die er alles aan deden om de rit zo zwaar mogelijk te maken.
"Die klim was zwaarder dan ik verwachtte, zeker met die wind. Het bleef maar doorgaan," vertelde Van der Poel na afloop aan Sporza. Toen Vingegaard op de laatste helling demarreerde, reageerde hij onmiddellijk en werkte hij goed samen in de kopgroep.
Op papier was Van der Poel de snelste sprinter van de vijf, en die rol bracht ook druk met zich mee. Hij spendeerde net iets te veel tijd in de wind en opende de finale vroeg: een aanval vlak buiten de laatste kilometer, gevolgd door een lange sprint in Montluçon. Het bleek te veel: hij werd derde, achter de voormalige Tourwinnaars Pogacar en Vingegaard.
"Ik ben blij dat ik met die mannen naar de finish kon rijden. Verliezen is altijd jammer, maar ik probeer het positieve eruit te halen," verklaarde hij. "Ik zat echt op de limiet. Mijn herstel van de inspanningen verliep minder goed dan normaal. Toen ik het peloton zag naderen, wist ik dat ik van ver moest beginnen. Maar ik had de benen niet om het vol te houden."
Toch blijft de blik op de Tour de France gericht, waar hij mikt op ritwinst en misschien zelfs een dag in het geel. "Normaal herstellen mijn benen sneller. Natuurlijk had ik graag gewonnen, maar ik denk dat ik tevreden mag zijn. Als je me dit vooraf had aangeboden, had ik meteen getekend. Ik ben heel blij met hoe mijn benen vandaag voelden. De basis is goed, alleen die echte taaiheid ontbreekt nog."