Eddy Merckx viert deze week zijn tachtigste verjaardag, een mijlpaal voor de man die door vriend en vijand wordt beschouwd als de grootste wielrenner aller tijden. Beter bekend als 'De Kannibaal', vanwege zijn onverzadigbare honger naar overwinningen, heerste de Belg in de jaren zestig en zeventig over het mondiale wielrennen met een dominantie die sindsdien ongeëvenaard is gebleven.
Met een palmares dat nog altijd als de gouden standaard in de sport geldt — 525 overwinningen, waaronder vijf Tours, vijf Giro’s, de Vuelta, drie wereldtitels en liefst 19 Monumenten — vormt Merckx het ijkpunt waartegen elke kampioen wordt afgemeten. Naar aanleiding van zijn 80e verjaardag blikken we terug op vijf van de meest legendarische momenten uit zijn carrière. Mijlpalen die zijn status als wielericoon voorgoed hebben verankerd.
1968 – Doorbraak in de Dolomieten
In de vijftiende etappe van de Giro d'Italia 1968, met aankomst op de mythische Tre Cime di Lavaredo, bewees een 22-jarige Merckx dat hij meer was dan een rappe finisher. Ondanks sneeuwval en ijzige wind ging hij op jacht naar de vluchters, reed ze één voor één voorbij en kwam solo over de meet. Hij verpulverde het klassement — Felice Gimondi verloor meer dan zes minuten — en pakte de roze trui. Merckx zou dat jaar niet alleen vier etappes winnen, maar ook zijn eerste eindzege in een Grote Ronde boeken. De koning was gekroond.
1969 – Een debuut van historische proporties
Als 1968 de aankondiging was, dan was 1969 de bevestiging. Bij zijn eerste deelname aan de Tour de France reed Merckx een van de meest dominante koersen uit de geschiedenis. Hij veroverde vroeg de gele trui en stond die niet meer af. Met zes ritzeges, inclusief tijdritten én bergetappes, heerste hij over elk terrein.
In de zeventiende etappe, over onder meer de Col du Tourmalet, reed hij weg bij zijn rivalen en finishte met maar liefst acht minuten voorsprong op de eerste achtervolgers — een machtsontplooiing van mythische proporties. En dat terwijl hij de slotweek met hypoglykemie kampte. Het was geen overwinning, het was een statement.
1970 – De Hel van het Noorden getemd
Parijs-Roubaix is altijd een strijd tegen de elementen, maar in 1970 kreeg Merckx daarbovenop ook nog te maken met een verkoudheid. Toch liet hij niets aan het toeval over: op 30 kilometer van de streep ging hij solo en bouwde hij zijn voorsprong uit tot 5 minuten en 21 seconden — tot op heden de grootste winstmargin ooit in deze klassieker. Modder, regen, kasseien en ziekte – niets kon hem stoppen. Het was zijn tweede van uiteindelijk drie zeges in de Hel van het Noorden.
1973 – De dubbele kroon van Giro en Vuelta
Waar veel renners hun seizoen rondom één Grote Ronde plannen, besloot Merckx in 1973 om het eens over een andere boeg te gooien. Eerst won hij, met zes ritzeges, overtuigend de Vuelta — zijn enige zege in de Spaanse ronde. Nauwelijks vier dagen later stond hij aan het vertrek van de Giro d’Italia… en won opnieuw, van start tot finish in het roze.
Daartussenin won hij vier van de voorjaarsklassiekers, waaronder Luik-Bastenaken-Luik en Parijs-Roubaix. Het was een demonstratie van duurvermogen, klasse en mentale overmacht. In een tijdspanne van amper zes weken pakte hij twee Grote Rondes — een huzarenstuk dat nauwelijks te bevatten is in het huidige wielrennen.
1974 – De Triple Crown: het ultieme jaar
Wie op zoek is naar het absolute hoogtepunt in Merckx' loopbaan, komt onvermijdelijk uit bij 1974. In dat jaar slaagde hij erin wat tot dan toe als onmogelijk gold: de zogeheten Triple Crown — het winnen van zowel de Giro, de Tour als het WK in één kalenderjaar. Na zijn zege in de Giro vocht hij in juli een heroïsche strijd uit in de Tour, die hij voor de vijfde keer won.
Maar het toetje volgde eind augustus, in het Canadese Montréal, waar Merckx in een slopende WK-koers opnieuw toesloeg. Na 260 kilometer vol aanval en uitputting sprintte hij de regenboogtrui om zijn schouders. Sindsdien hebben slechts twee renners deze drievoudige kroon geëvenaard: Stephen Roche in 1987 en Tadej Pogacar in 2024.
Een nalatenschap zonder gelijke
Vijf momenten, vijf facetten van een legende. Van sneeuwstormen in de Dolomieten tot de kasseien van Roubaix, van totale dominantie in de Tour tot een onmenselijk volgepakt voorjaar: Merckx bewees telkens opnieuw dat hij in élke situatie de beste kon zijn. Niet alleen op de weg, trouwens — Merckx was ook drievoudig Europees kampioen op de baan, met titels in de madison en het omnium. Zelfs in het zesdaagsecircuit stond hij zijn mannetje.
Wat zijn grootsheid des te meer onderstreept, is het feit dat het vijftig jaar heeft geduurd voordat er überhaupt een renner in de buurt kwam van een serieuze vergelijking. In andere sporten wordt de titel 'grootste aller tijden' om de zoveel decennia herverdeeld — in het wielrennen bleef het halve eeuw stil. Tot Pogacar. En zelfs dan blijft de vraag: haalt hij Merckx ooit écht bij?
Het antwoord is onzeker. Wat wel vaststaat: we zullen nooit meer een renner zien zoals Eddy Merckx. De man die won waar hij startte, vreesde niemand, spaarde niemand — en zichzelf het minst van al.