Zdenek Stybar was een van de weinige renners die twee succesvolle carrières had - in het veldrijden en op de weg. Dat was voor de opkomst van supersterren
Mathieu van der Poel en
Wout Van Aert. In gesprek met Bici.news blikt de 38-jarige Tsjech terug op zijn eigen overstap naar de weg en hoe de tijden sindsdien zijn veranderd.
"Ja, het was mogelijk, maar niemand geloofde er echt in", denkt Stybar over waarom we in het verleden niet zoveel multidisciplinaire talenten te zien kregen. "En niemand wilde het risico nemen, omdat de ploeg me contracteerde om op de weg te rijden en niet om te veldrijden. Hoewel ik altijd dacht dat wat veldritten in de winter een goede voorbereiding zou zijn op de weg, en het zou ook goed zijn voor het imago."
"In die tijd was de voorbereiding op de winter anders", vervolgt Stybar. "Hoogtekampen speelden een belangrijke rol in de voorbereiding. Je begon in december in Calpe, had er één in januari en nog één aan het einde van januari."
"Maar ik denk dat de winter ook gevuld kan worden met wat veldritten of baanwedstrijden, omdat je dan niet inboet aan intensiteit en explosiviteit en dus de kwaliteit van je voorbereiding verbetert, en het is ook goed voor de psyche. Je bent ook meer gefocust omdat je nog steeds je startnummer op hebt en je nog steeds wilt presteren. Wat zeker is, is dat Van Aert en Van der Poel zeker een revolutie teweeg hebben gebracht in deze manier van denken."