De vergelijking dringt zich op:
Tadej Pogacar domineert het moderne wielrennen op een manier die we sinds het tijdperk van de originele 'Kannibaal'
Eddy Merckx niet meer hebben gezien. Een halve eeuw geleden heerste Merckx als een allesverslindende grootheid over het peloton — gevreesd, vaak verguisd, maar bovenal gerespecteerd. De Belg verzamelde een ongeëvenaard palmares met 11 eindzeges in Grote Rondes, 19 Monumenten en drie wereldtitels, en dat alles voor zijn 32e verjaardag (zijn laatste Monument, Milaan-Sanremo 1976, won hij zelfs als dertiger).
"Pogacar heeft nog een lange weg te gaan om dat palmares te evenaren," stelt
Johan Museeuw in zijn analyse voor Wieler Revue. De voormalige klassiekerspecialist plaatst de prestaties van de Sloveen in perspectief, maar benadrukt ook hoe sterk het wielrennen veranderd is in die halve eeuw.
“Waar Merckx jaar na jaar de Giro én de Tour combineerde met een rist klassiekers, is dat in het huidige peloton nauwelijks houdbaar. De concurrentie is nu veel breder en het niveau ligt dichter bij elkaar. Pogacar moet zijn programma dus nauwkeuriger afstemmen. Maar zijn dominantie is onmiskenbaar.”
Toch ziet Museeuw weinig nut in het vergelijken van generaties. "Pogacar is een uitzonderlijke renner in een tijdperk waarin het niveau misschien wel hoger ligt dan ooit. De parallellen met Merckx zijn begrijpelijk, want ook hij stak er in zijn tijd met kop en schouders bovenuit. Maar het blijft appels met peren vergelijken.”
Volgens Museeuw is er op dit moment eigenlijk maar één renner die Pogacar enigszins kan afstoppen: Mathieu van der Poel. “In specifieke eendagswedstrijden moet Pogacar Van der Poel erkennen als zijn meerdere – maar dat is dan ook de enige.”
De voormalige wereldkampioen herinnert zich nog levendig hoe hij als kind voor de televisie zat, starend naar het scherm waarop Merckx weer eens solo richting overwinning reed. "Ik was nog jong, maar uiteraard was ik al fan. Hij was een fenomeen."
Wat Museeuw vooral opvalt is het menselijke aspect van beide kampioenen. “Ze zijn allebei sympathieke figuren, al verschilt hun uitstraling. Pogacar is altijd vriendelijk, hij lacht veel, maakt weleens een grapje voor de camera. Dat vind ik verfrissend. Hij is absoluut niet arrogant. Dat maakt hem geliefd, ook bij fans van andere renners.”
Toch wil hij de vergelijking met Merckx relativeren. "We leven in een andere tijd, met andere middelen, andere wetenschap, andere voeding. Merckx had geen flauw benul van sportvoeding. Alles was anders. Dus nee, vergelijken heeft geen zin – maar dat Pogacar een unieke kampioen is, daar twijfelt niemand aan."