Dit weekend is de terugkeer van Strade Bianche, een wedstrijd die geliefd is bij zowel fans als renners vanwege de unieke mix van gravelwegen, steile beklimmingen en de iconische finish in Siena. In de afgelopen dagen is er echter discussie geweest over de veranderingen in het parcours, waarbij sommigen suggereerden dat de veranderingen het alleen maar makkelijker voor Tadej Pogacar zouden kunnen maken.
De wedstrijd beslaat traditioneel meer dan 180 kilometer, met beslissende stukken zoals de Monte Sante Marie, Colle Pinzuto, Le Tolfe en de steile slotklim naar de Piazza del Campo in Siena. Dit jaar heeft de wedstrijd echter 30 kilometer extra toegevoegd, wat betekent dat Colle Pinzuto en Le Tolfe nu twee keer moeten worden bedwongen.
Betekent dit dat sommige klassieke renners nu niet meer mee kunnen? Ondanks bezorgdheid dat de grotere afstand klimmers zoals Pogacar kan bevoordelen, gelooft Greg Van Avermaet dat de wedstrijd zeer competitief zal blijven. "In de beginjaren durfden klimmers en renners het niet echt aan - ze gaven de voorkeur aan Parijs-Nice of wilden geen risico's nemen met het oog op Tirreno-Adriatico. Maar toen de Strade Bianche aan prestige won, wilden ze wel proberen om die wedstrijd op hun erelijst te zetten," vertelde Van Avermaet tegenover HLN.
De Belgische legende verwierp ook het idee dat de uitbreiding van het parcours de belangrijkste reden is voor de toestroom van klimmers in de editie van dit jaar. "Tot 2019 kon ik echt vooraan meedoen, maar daarna eindigde ik altijd rond de vijftiende plaats."
Terwijl Pogacar een duidelijke favoriet blijft, vindt Van Avermaet dat de klassieke renners niet over het hoofd gezien moeten worden. "Schrijf Wout en Mathieu (die dit jaar niet van de partij zijn) zeker nog niet af. Wout klimt heel goed en Mathieu kan ook een heuvel op knallen, zoals we elk jaar zien in de Ronde van Vlaanderen. Daarnaast zijn ze ook zeer technisch onderlegd om die gravelsecties aan te kunnen."