Javier Guillen droomt van Tadej Pogacar & Jonas Vingegaard in de Vuelta: "De winnaar wil vieren, de verliezer zint op revanche"

Volgende maand barst het spektakel opnieuw los in de Tour de France, waar Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard hun legendarische rivaliteit een nieuw hoofdstuk zullen geven. Maar opvallend genoeg zou het iconische duo later dit jaar voor het eerst ook tegenover elkaar kunnen staan in de Vuelta a Espana.

De koersdirecteur van de Spaanse ronde, Javier Guillen, laat er geen twijfel over bestaan: hij wil beide Grote Ronde-grootheden dolgraag aan de start van ‘zijn’ Vuelta zien. In een openhartig gesprek met AS flirtte hij openlijk met het idee van een titanengevecht in de Spaanse septemberzon.

“Op dit moment hebben we een levende legende in Tadej Pogacar”, stelt Guillén. “Het is inspirerend hoe hij praat over de Wereldkampioenschappen, Milaan-Sanremo… Hij denkt duidelijk aan de trilogie van grote rondes. Als Eddy Merckx ze alle drie won, waarom zou Pogacar dat dan niet kunnen?”

Zowel Pogacar als Vingegaard stonden al eerder op het podium van de Vuelta, maar nog nooit kruisten ze er de degens. Guillén hoopt dat daar in 2025 verandering in komt. “Ik droom ervan om Vingegaard erbij te hebben. Hij kent La Vuelta goed. Een strijd tussen twee renners die vermoeid uit de Tour komen — dat voegt een extra laag spanning toe. De winnaar wil vieren, de verliezer zint op revanche. Wat wil je nog meer?”

Ook over het parcours heeft de koersbaas duidelijke ideeën: kort, explosief en met beklimmingen die het spektakel naar ongekende hoogtes tillen. “We willen aan het einde van elke rit iets bijzonders. Steile aankomsten, zware klimmen… des te beter. De Vuelta kijkt liever naar de lucht dan naar de grond.”

Guillén sluit af met een ambitieuze blik op de toekomst van de ronde: “Mijn droom? Finishen op de Canarische Eilanden, idealiter op meer dan één eiland. Het terrein is er adembenemend, met enkele van de mooiste beklimmingen die je in het wielrennen kunt vinden. Daarnaast moeten we blijven internationaliseren en nieuwe cols ontdekken. Het wordt steeds lastiger, maar ze bestaan nog. En volgend jaar laten we er weer een paar zien.”