Óscar Freire was een van de kopmannen van de Rabobankploeg. Hij kijkt terug op zijn jaren in Nederlandse dienst. Zijn zoon Marcos heeft de genen van zijn vader geërfd en wordt beschouwd als een van de grootste jeugdtalenten van Spanje. Vader Óscar hoopt dat zijn zoon in zijn profcarrière meer geluk vindt dan hij bij Rabobank heeft gehad.
In een interview met Bahamontes zegt de drievoudig wereldkampioen dat hij nooit meer voor het team had getekend als hij had geweten hoe weinig steun hij daar zou krijgen: "Ze maakten keuzes waar ik het niet mee eens was. Ik had de
Amstel Gold Race kunnen winnen, maar voor hen was een tweede plaats voor Boogerd belangrijker. En toen ik het klassement aanvoerde na een ritzege in de
Tirreno-Adriatico, was de ploeg alleen maar bezig met Thomas Dekker."
Luik-Bastenaken-Luik 2004 was hetzelfde, zegt Freire. "Ik was degene die voor overwinningen zorgde, maar ik was geen Nederlander. In het lange rechte stuk naar de finish reed Boogerd voorop met Rebellin. Ik zat in de groep vlak daarachter, met twee andere jongens van onze ploeg. Boogerd was natuurlijk niet snel genoeg aan de finish om Rebellin te verslaan, maar in plaats van hem te laten stoppen en ons te laten werken om de koplopers in te halen, ging de ploeg toch voor die tweede plaats. En na afloop waren we allemaal zo blij..."
In de
Tour de France moest de Spanjaard ook zijn eigen weg gaan. "Ook in de Tour was een zevende of achtste plaats in het klassement voor een Nederlander belangrijker dan een overwinning voor mij. Nee, ik kreeg geen trein voor de sprint, de ploeg was samengesteld om achtste te worden in Parijs. De keren dat de ploeg me in een goede positie bracht voor een sprint, won ik meestal. Maar dat deden ze heel zelden. En tweede plaatsen telden niet voor mij, ik ging alleen voor het hoogste."