Lance Armstrong was zelf misschien geen topsprinter, maar door vele jaren naast hen in het peloton te hebben gezeten heeft de Amerikaan een goed inzicht gekregen van hoe je een succesvolle sprinter wordt. Er is volgens hem één specifiek detail dat de echte snelle mannen onderscheidt van de concurrentie.
"In de laatste kilometers van de race, sprinten die gasten met meer dan 40 mijl per uur, ellebogen wrijven, botsen en schuren, misschien gaan ze zelfs nog wel sneller", zei Armstrong onlangs in een interview. "En dan met 200 renners naar de finish, het is bijna hetzelfde als NASCAR, toch?"
"Als ze dan kinderen krijgen, zonder namen te noemen, bedoel ik 'kind één, kind twee', gaan ze van de eerste naar de derde naar de zevende plaats omdat ze die onbevreesdheid verliezen, die soort instelling van 'fuck it, wat er ook nodig is om te winnen, het kan me niet schelen of ik de grond raak'. Als ze jong en dom zijn, maakt het ze niet uit of ze de grond raken."
Hoewel deze regel niet op alle renners van toepassing is, is er zeker een patroon waarin succesvolle sprinters steeds jonger opkomen in het huidige peloton. Dit is ook te zien bij sprinters die uit andere wielerdisciplines komen.