“We moeten niet al te positief zijn”: Eli Iserbyts carrière in ernstig gevaar nu herstel stokt

Het veldritseizoen zit op zijn hoogtepunt, met de kerstperiode traditioneel als drukste window van de sport. Iedereen ploegt door de modder, behalve één man: Eli Iserbyt. Hij kijkt thuis toe, worstelend met aanhoudende pijn en groeiende frustratie.

Iserbyt kampt met gezondheidsproblemen die hem tot dusver volledig uit het veldritseizoen hebben gehouden. Vorige winter kreeg hij herhaaldelijk te maken met zenuwpijn in zijn linkerbeen, wat in februari leidde tot de diagnose van een vernauwde bekkenslagader. Na een zware operatie en zes weken rust dacht hij dat het probleem verholpen was, maar bij de herstart van zijn trainingen in mei keerde de pijn terug.

Er volgde een tweede operatie, waarvan artsen zeggen dat die het probleem grondiger aanpakte, maar ook een lange revalidatie vergt. Volgens zijn manager Jurgen Mettepenningen is er weinig vooruitgang in de aandoening die de Belg al meer dan een jaar aan de kant houdt.

“Het is jammer dat we geen beter nieuws kunnen brengen, maar in werkelijkheid is er weinig veranderd aan Eli’s situatie,” zei Mettepenningen tegen Sporza. “De onderzoeken zijn gedaan in UZ Gent, nu moeten we afwachten hoe de specialisten de situatie inschatten. Het is wachten, wachten, wachten.”

Nu de onzekerheid aanhoudt, duiken speculaties op over de mogelijke gevolgen voor de loopbaan van de 28-jarige. Is dit het einde voor een van de succesvolste Belgische renners van zijn generatie? Mettepenningen is niet al te optimistisch.

“Ik wil zeker niet zeggen dat het per se dramatisch wordt, maar we moeten ook niet te positief zijn. Laten we hopen dat Eli de moed vindt om het mirakel te laten gebeuren en dat het alsnog goed komt. Maar het wordt een lastig verhaal,” legde hij uit.

Er is geen duidelijke hersteltermijn, en ook geen zekerheid dát het herstel er komt. Het enige dat vaststaat, is dat we hem dit seizoen niet in de modder zien. “Zijn seizoen is zeker verloren, en ook de zomer wordt heel lastig. Je weet maar nooit,” voegde hij toe, om daarna toch een iets hoopvollere toon aan te slaan. “Topsporters herstellen altijd sneller dan gewone mensen. Misschien keert het snel.”