Jasper Philipsen: "Pogacar is vrijwel onverslaanbaar. Maar met Van der Poel kunnen we de teamkaart spelen om hem te kloppen"

Na een jaar vol hoogtepunten en tegenslagen verlegt Jasper Philipsen zijn horizon. De Alpecin-Deceuninck-sprinter, bekend om zijn explosieve eindsprints, wil zich vanaf 2026 bewijzen op de ruwe kasseien van Vlaanderen en Roubaix.

Na het afsluiten van zijn seizoen tijdens het Tour de France EFGH Singapore Criterium gaf Jasper Philipsen in gesprek met Tutto Bici Web een duidelijk signaal af: zijn toekomst ligt niet alleen in de massasprints.

“De ploeg probeert me meer richting de klassiekers te duwen, vooral aan het begin van het seizoen,” legt hij uit. “Dat betekent dat ik me minder op pure sprints richt, maar dat is geen probleem. Vechten voor overwinningen in wedstrijden waar ik van droom – zoals Parijs-Roubaix – is iets speciaals.”

De 27-jarige Belg heeft zijn zinnen gezet op de heroïsche eendagskoersen die het voorjaar kleur geven. Voor iemand die al ritten won in de Tour en Vuelta, betekent dat een verschuiving van explosieve snelheid naar uithouding, positionering en koersinzicht.

Philipsen beseft dat hij zich in de volgende fase van zijn carrière bevindt. “Je probeert altijd te verbeteren, maar zodra je een bepaald niveau bereikt, zijn de stappen kleiner,” zegt hij. “Het is niet meer zoals toen je vijftien was en elk jaar twintig watt sterker werd. Nu gaat het om het afstellen van de motor, om kleine verfijningen.”

Die ‘fine-tuning’ moet hem helpen om niet alleen rittenkaper te blijven, maar ook een factor in de monumenten. “Massasprints winnen is één ding,” zegt hij. “Maar meestrijden in de grootste eendagswedstrijden ter wereld – dat geeft een ander soort voldoening.”

Philipsen weet wie hij onderweg zal tegenkomen: Tadej Pogacar, de Sloveense alleskunner die dit jaar ook in Parijs-Roubaix imponeerde. Toch schrikt dat hem niet af. “We richten ons niet te veel op rivalen,” zegt Philipsen, “maar als Tadej start, is hij een van de topfavorieten. Hij is bijna onverslaanbaar, maar met onze ploeg – en Mathieu van der Poel – kunnen we de teamkaart spelen om hem te kloppen.”

De samenwerking met Van der Poel, de regerend wereldkampioen, blijft voor Philipsen een cruciale factor. “Met Mathieu kunnen we de koers openbreken. Als we aanvallend rijden, zijn we op ons best.” Toch zal Philipsen zijn sprints niet opgeven. De Tour de France blijft zijn ijkpunt, het evenement dat zijn seizoen bepaalt.

“A.S.O. probeert de race elk jaar spannender te maken,” zegt hij. “Dat betekent dat er meer scenario’s ontstaan – van een klassieke sprint tot late aanvallen. Dat maakt het uitdagend én leuk.” Na een jaar waarin hij zowel de gele trui als de rode trui droeg, wil Philipsen in 2026 tonen dat een sprinter méér kan zijn dan alleen snelheid. “Wielrennen draait altijd om passie en emotie,” besluit hij. “Dat is wat je vooruit drijft – welk doel je ook nastreeft.”