Na maanden van geruchten, plannen en vergezichten nadert het
One Cycling-project een beslissend moment. Binnen tien dagen hakt de Internationale Cyclistenbond (ICB) de knoop door over de WorldTour-kalender voor de komende drie jaar—een besluit dat ofwel de deur openzet voor een ingrijpende koerswijziging, of de ambities van One Cycling opnieuw op de lange baan schuift.
Met een potentiële investering van maar liefst 250 miljoen dollar uit Saoedi-Arabië en enkele grote WorldTour-teams die naar verluidt bereid zijn zich aan te sluiten, balanceert het professionele wielrennen op de rand van een fundamentele hervorming. Toch klinken er behoedzame geluiden. Uit recente uitspraken van UCI-voorzitter David Lappartient blijkt dat deze 'revolutie' allerminst zeker is.
De kern van het One Cycling-initiatief: een radicale modernisering van het wielrennen. Weg van het versnipperde, op sponsors leunende model; richting een gecentraliseerde, commercieel gedragen structuur. Met steun van de Saoedische sportonderneming SURJ mikt het project op een toekomst waarin ploegen meeprofiteren van uitzendrechten, ticketverkoop en hospitality-inkomsten. Fans én investeerders zouden bovendien actief kunnen deelnemen via een wereldwijde 'OneCycling Global Race Series'.
Wat op tafel ligt, is een verregaande hertekening van het wielerlandschap: meer stedelijke, criteriumachtige koersen, samenhangende verhaallijnen en een commerciële verpakking die doet denken aan de Formule 1. Maar met die beloftes komen ook risico’s—vooral het ondermijnen van de gevestigde orde en de concentratie van macht in handen van een nieuw, commercieel vehikel waarvan de levensvatbaarheid nog moet blijken.
De inzet is duidelijk: het verleden versus de toekomst, erfgoed tegenover geld. In een gesprek met het Spaanse Marca sprak Lappartient zich diplomatiek uit. Hij toonde zich ontvankelijk voor initiatieven die het wielrennen moderner en aantrekkelijker maken. “We verwelkomen elk initiatief dat ons publiek verbindt en nieuwe inkomstenbronnen aanboort,” klonk het. “Investeerders zijn welkom, ook onze vrienden uit Saoedi-Arabië.”
Maar dat warme welkom kent grenzen. De UCI-voorzitter onderstreepte dat elke verandering moet gebeuren binnen het kader van de bestaande reglementen. Historische koersen mogen niet gedegradeerd worden ten gunste van commerciële belangen. “We mogen geen voorkeursbehandeling geven aan een wedstrijd puur omdat die onder de One Cycling-vlag valt. Parijs-Roubaix blijft altijd Parijs-Roubaix, of het nu deel uitmaakt van dat project of niet.”
Eén wielrenner kan drastische gevolgen hebben voor de Tour de France
Hier, precies op dit snijvlak, botsen de visie van One Cycling en de traditionele structuur van het professionele wielrennen. Volgens ingewijden zou het voorgestelde model de wedstrijdkalender hertekenen, met nieuwe formats en eigendomsstructuren. Dat zou wel eens de machtspositie kunnen ondermijnen van gevestigde organisatoren als ASO (Tour de France, Parijs-Roubaix) en RCS (Giro d’Italia), die zich tot dusver fel tegen het initiatief verzetten.
Die spanning is allerminst nieuw. Het potentieel van One Cycling wordt al geruime tijd met argusogen bekeken. In februari wezen we er al op: het project wil het krakkemikkige financiële model van de sport hervormen, door de wankele afhankelijkheid van titelsponsoring terug te dringen en de inkomsten eerlijker te verdelen over teams, organisatoren en bonden. Maar critici waarschuwen dat dit model klassieke koersen naar de marge kan dringen, het sportieve evenwicht kan verstoren en de besluitvorming kan concentreren bij een klein clubje invloedrijke stakeholders.
UCI-voorzitter David Lappartient vatte die zorgen vorige week kernachtig samen: “We moeten precies begrijpen wat One Cycling beoogt. Het economische model moet duidelijk zijn… Er moet iets terugvloeien naar de belanghebbenden—de renners, de organisatoren. Het mag niet puur gaan om het destabiliseren van wat we hebben opgebouwd.”
De lijn is flinterdun. Dat het huidige economische fundament van de sport wankel is, daarover is vrijwel iedereen het eens—teams leven bij de gratie van sponsoren, met nauwelijks inkomsten uit mediarechten of ticketverkoop. Maar de route naar hervorming is bezaaid met valkuilen. De herinnering aan eerdere mislukte pogingen om een alternatieve competitie op te zetten, ligt nog vers in het geheugen. Als One Cycling wil slagen, moet het bouwen aan stabiliteit en inclusiviteit—niet ontwrichten onder het mom van vooruitgang.
Daarom raakt Lappartients waarschuwing dat “dit iets is wat we samen moeten opbouwen, niet iets van enkelen,” de kern van de huidige impasse. Voor de UCI kan One Cycling geen exclusieve coalitie worden van kapitaalkrachtige ploegen en investeerders. Het moet een gedeeld toekomstbeeld worden dat ook renners, organisatoren en fans meeneemt.
En dat ecosysteem kijkt toe. Volgens bronnen zijn teams als Visma | Lease a Bike, EF Education–EasyPost, Ineos Grenadiers, Soudal–Quick-Step, Lidl–Trek en Red Bull–BORA–Hansgrohe bereid om in te stappen. De voorgestelde investering van zo’n 250 miljoen dollar moet de basis leggen voor een langetermijnmodel met gedeelde opbrengsten, innovatieve evenementstructuren en mogelijk zelfs een alternatieve kalender die met de WorldTour concurreert—of haar aanvult.
Maar voorlopig liggen de kaarten bij de UCI. Haar aanstaande beslissing over de WorldTour-kalender fungeert als poortwachter: een goedkeuring zou impliciet steun betekenen voor het One Cycling-model. Een afwijzing of uitstel tot ná 2026, zoals Lappartient al suggereerde, zou het hele project op de rem zetten—zeker als het niet lukt om zwaargewichten als ASO en RCS aan boord te krijgen.
De komende weken beloven beslissend te worden. Eén ding is duidelijk: de UCI staat voor een stevige krachtmeting met teams die snakken naar vernieuwing én naar financiële zekerheid. Maar of dat samengaat met het beschermen van het wielererfgoed, blijft dé hamvraag.