Mathieu van der Poel is ongewoon stil geweest in de openingsdagen van de
Tour de France, meestal hangend in het midden van het peloton zonder noemenswaardige activiteit. Maar in de etappe met de Col du Galibier toonde de wereldkampioen eindelijk zijn regenboogtrui vooraan toen hij
zich aansloot bij de dagelijkse ontsnapping.
"Maar de eerste klim was echt zwaar en ik voelde me best oké", vertelde Van der Poel na de etappe aan
WielerFlits. "Het was sowieso zwaar voor iedereen. Ik kwam weg met een grote groep, maar ik had al snel door dat het niet echt een kans van slagen had. Het verschil werd heel klein gehouden."
Met het peloton dat de vluchters aan het lijntje hield, was er nooit enige twijfel over hoe de etappe zou verlopen. "Het was sowieso hopeloos. Misschien is het nog steeds hopeloos voor mij als het gat echt groot wordt, maar ik denk dat dit goed is om de koersbenen te krijgen. Hoe waren die benen op de Galibier? Het goede gevoel was daar al een beetje weg, maar daarvoor voelde ik me best oké. Dit is wat ik nu nodig heb, die koershardheid. Dat komt wel goed."
Maar Van der Poel had een andere reden om mee te gaan in de vroege vlucht. "Ik zit gewoon liever in de kopgroep dan in het peloton of achteraan. Het is niet zo dat dit onderdeel is van een specifiek trainingsschema voor de Olympische Spelen. Ik denk dat ik gewoon nog op zoek ben naar die wedstrijdhardheid. En op die eerste klim ging het zo hard dat het niet uitmaakt of je probeert mee te gaan in de kopgroep of niet," concludeerde de
Alpecin-Deceuninck renner.