Bij de valpartij in de Ronde van Baskebland vielen veel slachtoffers.
Jonas Vingegaard,
Remco Evenepoel,
Steff Cras en
Jay Vine behoorden allen tot de grote slachtoffers. Voor Vingegaard en Evenepoel begon meteen een race tegen de klok om de start van de Tour te halen. Vingegaard brak verschillende ribben en zijn sleutelbeen, maar liep ook een gekneusde long en een ingeklapte long op.
De Deen moest lange tijd in het ziekenhuis in Spanje blijven voordat hij terug kon keren naar Denemarken, laat staan zijn fiets weer kon aanraken. Aan de andere kant had zijn belangrijkste tegenstander
Tadej Pogacar een vrijwel perfecte voorbereiding met een
Giro d'Italia overwinning. Maar ondanks enkele twijfels haalde Vingegaard de start van de Tour en gaf hij de toeschouwers zelfs een glimp van de potentiële strijd om de eindzege na een overwinning in de elfde etappe. Uiteindelijk was Pogacar ver buiten ieders bereik, maar hetzelfde gold voor Vingegaard die overtuigend tweede werd.
Een paar maanden later denkt Jelle Vanendert dat er na de val van Vingegaard zand in zijn ogen is gestrooid. "Ik geloof weinig van het verhaal dat Vingegaard zo traag herstelde dat hij maar één hoogtestage voor de Tour kon afwerken", zegt hij in Het Belang van Limburg.
"Zestien dagen in een ziekenhuisbed en dan drie maanden later, als enige dit jaar, Pogacar terughalen en hem verslaan in een Touretappe...?" schudt Vanendert zijn hoofd.