Voor de 28-jarige Brit
Paul Double betekent de Giro d’Italia van 2025 een nieuwe fase in zijn wielercarrière. De klimmer van
Team Jayco AlUla maakt zijn langverwachte debuut in een Grote Ronde, en doet dat met vertrouwen en ambitie. Na zijn eerste profzege eerder dit jaar, is Double vastberaden om zich ook in de Giro te tonen.
“De Giro is een mijlpaal in mijn carrière, een belangrijk stuk van een droom die tien jaar geleden begon,” vertelt Double in een persbericht van de Australische ploeg. Hij boekte dit voorjaar een knappe ritzege in de Settimana Internazionale Coppi e Bartali, op Italiaanse bodem, niet toevallig. “Ik begon tien jaar geleden serieus met wielrennen. Er waren moeilijke momenten, maar ik heb nooit opgegeven.”
Double begon relatief laat met topsport. Zijn doorbraak kwam na een overwinning in Wales in 2016, waarna voormalig prof Flavio Zappi hem overtuigde om naar Italië te verhuizen. “Ik was net klaar met mijn studie en had nog geen duidelijk pad voor ogen. Om mezelf te onderhouden werkte ik in cafés, restaurants, waar ik maar kon,” blikt hij terug. “Het leven was niet altijd makkelijk. Soms voelde ik me alleen, maar ik bleef geloven dat ik prof kon worden.”
Na omzwervingen via Zappi’s U23-ploeg, Team Colpack, Mg.K Vis VPM en Human Powered Health, maakte Double in 2024 indruk bij Polti–Kometa. Dit jaar volgde de overstap naar Jayco AlUla, en nu dus ook zijn selectie voor de Giro. “Als ik terugkijk, was het een bijzondere reis. In het begin moest ik rondkomen met vijftig euro per week voor eten, gelukkig betaalde de ploeg mijn verblijf en reizen.”
Inmiddels is die droom werkelijkheid geworden. Double kijkt uit naar zijn debuut, waarin hij rekent op steun van familie en vrienden. “Mijn vader, broers en een paar maten komen naar Italië. Dat wordt bijzonder. Misschien proosten we wel samen, na afloop van mijn eerste etappe.”
De Brit hoopt vooral mee te glippen in ontsnappingen en op jacht te gaan naar een ritzege. “Als je in Italië wint, is dat speciaal. Ik ga elke dag nemen zoals hij komt, en dan zien we waar het schip strandt.”