Roger De Vlaeminck, een van de meest invloedrijke klassiekerspecialisten uit de wielergeschiedenis, staat bekend om zijn onverbloemde oordelen. In een van zijn meest recente interviews zorgde één uitspraak in het bijzonder voor opschudding:
zijn vergelijking tussen Tadej Pogacar en Eddy Merckx – met als kernzin dat Pogacar geen nieuwe Merckx is. De Belgische legende had echter ook sceptische woorden in de richting van
Mathieu van der Poel.
Met die nuancering ging De Vlaeminck bewust in tegen de hype die Pogacar al op gelijke hoogte met het Belgische icoon plaatst, en doordat die uitspraak alle aandacht opslorpte, raakte een tweede, nog scherpere quote bijna ondergesneeuwd – zijn meedogenloze analyse van Mathieu van der Poel: “Hij kan niet klimmen, hij kan niet sprinten, hij kan zich niet handhaven in de tijdrit… er blijft niet veel over,” zei hij volgens Het Laatste Nieuws. Juist die uitspraak toont veel scherper hoe streng De Vlaeminck de moderne generatie beoordeelt.
Een klassiekerheld met compromisloze maatstaven
Roger De Vlaeminck belichaamt een tijdperk waarin veelzijdigheid als hoogste deugd gold. Hij won vier keer Parijs-Roubaix, triomfeerde in alle vijf monumenten en stond bekend om zijn vermogen op elk terrein mee te doen. Wie uit die traditie komt, legt de lat voor renners van vandaag langs een bijna onhaalbaar ideaal: sterk in de sprint, machtig in de tijdrit, hard in de bergen – én in staat om alle koersen te domineren.
De Vlaemincks harde analyse van Van der Poel
In hetzelfde interview trok hij een heldere lijn tussen wat hij een “complete renner” noemt en wat Van der Poel volgens hem belichaamt. Zijn oordeel was nietsontziend:
- Geen klimmer – niet competitief op lange beklimmingen.
- Geen sprinter – niet op wereldniveau in massasprints.
- Geen tijdrijder – niet sterk genoeg voor beslissende solo’s.
In De Vlaemincks ogen levert dat een duidelijk beeld op: Van der Poel is spectaculair, explosief, technisch briljant – maar niet universeel genoeg voor de absolute topcategorie allrounders.
Twee generaties, twee definities van grootsheid
Het contrast tussen de eerste en tweede zin in het interview markeert de kern van De Vlaemincks houding. Hij ziet Pogacar en Merckx niet als renners die in alle facetten van de sport even bedreven zijn – integendeel, hij benadrukt expliciet dat Pogacar geen nieuwe Merckx is. Van der Poel ziet hij daarentegen als een moderne specialist: uitmuntend in klassieke eendagskoersen, in het veldrijden of in explosieve situaties, maar beperkt in de disciplines die De Vlaeminck als ware grootsheid beschouwt – en hij rekent diens titels op gravel en in het mountainbiken daarbij niet mee.
Die botsing tussen de oude en nieuwe definitie van wielrennen typeert zijn uitspraken. Wat vandaag als specialisatie geldt, verschijnt hem als onvolledigheid.
Dat Van der Poel in dit interview feitelijk de hardste kritiek kreeg, werd overschaduwd door het debat over Pogacar en Merckx. Maar de woorden tonen hoe consequent De Vlaeminck zijn lijn volgt: voor hem telt niet de spectaculaire aanval, niet de mediagenieke solozege, niet de crosstriomf – maar de universele beheersing van alle koerstsituaties.
Roger De Vlaeminck blijft zijn standpunt trouw: alleen renners die in elke discipline uitblinken, verdienen de status van ‘all-time great’. Pogacar en Merckx komen het dichtst bij dat ideaal. Van der Poel daarentegen voldoet, ondanks zijn uitzonderlijke kwaliteiten, volgens hem niet aan het criterium van een complete renner.
Van der Poel kan deze winter zijn achtste wereldtitel veldrijden winnen. Lukt dat, dan evenaart hij het record van Rogers broer Eric De Vlaeminck. @Imago