Hoewel
Mathieu van der Poel de grote ster is van
Alpecin-Deceuninck, zou veel van zijn succes niet mogelijk zijn geweest zonder het onbaatzuchtige werk van zijn trouwe ploeggenoten. Een van de mannen 'achter de schermen', de voormalige Zwitserse kampioen
Silvan Dillier vertelt over het koersen met het Nederlandse fenomeen, maar ook over zijn persoonlijke groei door de jaren heen.
De 34-jarige knecht legde in een interview met Wieler Revue uit hoe geweldig het is om voor een kopman als Van der Poel te rijden in een grote wedstrijd als de Ronde van Vlaanderen. "Dat is een zware wedstrijd, maar ook een waar ik van kan genieten. Het speelt ook een rol dat ik mag rijden voor jongens waarvan je weet dat ze echt in staat zijn om te winnen. Dat geeft een andere motivatie dan wanneer je voor een kopman rijdt die in het beste geval net in de top tien kan eindigen."
Tijdens zijn lange carrière reed de Zwitser met veel toprenners bij AG2R en BMC, maar geen van hen kwam ook maar in de buurt van de kwaliteiten van de Nederlander. "Van der Poel is zonder twijfel de beste renner met wie ik ooit in een team heb gereden", vervolgt de voormalig Paris-Roubaix runner-up met soortgelijke lof voor de wereldkampioen. "Hij is een inspiratie voor iedereen in onze ploeg. De aanval waarmee hij Parijs-Roubaix besliste... Dat is gewoon mooi om te zien. Ook voor ons."
Dillier geeft aan dat hij de inmiddels zeer ervaren Van der Poel door de jaren heen heeft zien veranderen. "Toen ik bij het team kwam was het bijna elke dag raak," gaf hij aan in het kader van trainingskampen. "We zijn wat rustiger geworden en trainen wat gestructureerder, maar af en toe kunnen we ons niet inhouden en explodeert de training zoals dat ook in een wedstrijd kan gebeuren."
"Het helpt ook dat Mathieu een beetje veranderd is", concludeerde Dillier. "Hij is absoluut de brandstof op het vuur als het tijd is om te racen. Als hij zin heeft om te spelen, maakt het niet uit wat er die dag op het programma staat. Als hij op een rustige dag wil racen, dan is het tijd om te racen. Ik zou zeggen dat ik hem tot het uiterste heb kunnen drijven, maar ik ga mezelf natuurlijk niet in één training afmatten als we nog een heel trainingskamp voor de boeg hebben. We komen altijd op een punt waarop we denken: nu is het genoeg."