Het nieuwe parcours van de
Tour de France 2026 heeft meteen stof doen opwaaien. De organisatie onder leiding van Christian Prudhomme kiest resoluut voor spanning tot het einde: de zwaarste etappes komen in de slotweek, met een dubbele passage over de Alpe d’Huez als hoogtepunt. Daarmee wil Prudhomme vermijden dat de gele trui al vroeg in Parijs vaststaat.
Een Tour in moderne stijl
Het nieuwe ontwerp past volledig binnen de trend van de laatste jaren: korte ritten, weinig tijdritkilometers, en een opeenvolging van explosieve bergetappes in de laatste week.
“Uiteindelijk is dit een parcours waar weinig op aan te merken valt,” zegt wielerjournalist Rúben Silva (CyclingUpToDate). “Ik had mijn twijfels bij de herhaling van sommige bergfinishes de afgelopen jaren, maar het begin van deze Tour is aantrekkelijk: vlak en heuvelachtig, met veel actie. De organisatoren hebben geprobeerd het evenwicht te bewaren tussen spektakel en traditie.”
Toch waarschuwt hij dat de koers richting de extreme kant neigt. “We krijgen amper één rit boven de 200 kilometer. De enige individuele tijdrit is kort en selectief, geen dag voor specialisten. En de sprinters krijgen pas in etappe 5 een echte kans. Het is duidelijk: de ASO kiest voor kort, pittig en agressief racen.”
Silva geeft het parcours een 7,5 op 10. Hij prijst vooral de opbouw: “Er is maar één echte hooggebergterit in de eerste dertien dagen. De gaten zullen klein blijven tot de Alpen, waar het echt begint. Etappe 14 in de Vogezen en etappe 15 met het Plateau de Solaison zijn zwaar, maar alles draait om de slotdagen op Alpe d’Huez.”
Dubbele Alpe d’Huez als climax
De 19e etappe voert naar Alpe d’Huez in een korte, explosieve rit. “Een pure watt-per-kilo-test,” aldus Silva. “We kunnen records verwachten.”
De 20e etappe wordt volgens hem “de zwaarste slotdag ooit in de Tour”: via de Col du Télégraphe, de Galibier en de klim naar de Alpe d’Huez via de Col de Sarenne — voor het eerst in de geschiedenis. “Dat is ballen tonen,” zegt Silva. “Zo’n etappe aan het einde van de Tour houdt de strijd om geel tot de laatste klim levend. Iedereen zal daar op de limiet rijden.”
Zijn enige zorg: het middenstuk van de Tour. “Van etappe 7 tot 13 kan het wat doodvallen. Maar de organisatie voegt dubbele tussensprints toe op de vlakke ritten, dus misschien krijgen we daar meer strijd om de punten en in de ontsnappingen.”
Pogacar blijft de man om te kloppen
Voor Silva is er weinig twijfel wie de favoriet blijft. “Het parcours past bij Tadej Pogačar, maar eerlijk gezegd past elk parcours bij hem. Hij kan overal tijd pakken.
Jonas Vingegaard en Remco Evenepoel mikken vermoedelijk op de Giro, zeker als die meer tijdritkilometers biedt. Voor Evenepoel is dit Tourprofiel gewoon niet geschikt.”
Ook Mathieu van der Poel zal de Tour vermoedelijk overslaan. “Dit parcours is voor pure sprinters en pure klimmers. Daartussenin is er weinig ruimte. Van der Poel zal eerder voor mountainbikewedstrijden of rust kiezen.”
“Te weinig tijdrit, te veel klimmen”
Niet iedereen deelt het enthousiasme. Jorge Borreguero (CiclismoAlDia) vindt dat de tijdrit compleet is uitgekleed. “Elk jaar wordt de chrono minder belangrijk in grote rondes, en in 2026 is het dieptepunt bereikt. Eén individuele tijdrit van minder dan dertig kilometer – dat is niets. De ploegentijdrit aan het begin verandert ook weinig aan het klassement. De Tour is duidelijk ontworpen voor Pogačar en Vingegaard, niet voor Evenepoel.”
Volgens Borreguero is de passage door de Pyreneeën “vrijwel anekdotisch”: een gemiste kans in de strijd om het algemeen klassement. Toch ziet hij lichtpunten. “De slotetappe over het Montmartre-circuit in Parijs was vorig jaar een van de hoogtepunten. Wout van Aert won, Pogačar vocht tot het eind mee. Zulke finales maken de Tour bijzonder. Ook de middelgebergteritten ogen interessant voor aanvallers.” Zijn eindoordeel: 6 op 10. “Er zitten mooie ideeën in, maar het evenwicht ontbreekt.”
De Tour keert terug naar Montmarte in 2026. @Imago
“Vijf vlakke etappes te veel”
Ivan Silva (CiclismoAtual) heeft gemengde gevoelens. Hij begrijpt de commerciële keuze voor een ploegentijdrit in Barcelona, maar vindt dat die de eerste week te veel beïnvloedt. “Ik had liever een proloog gezien. Nu pakken sprinters geen kans op geel. En de hooggebergterit in de eerste week haalt de spanning uit de openingsdagen. Bovendien zijn er vijf vlakke etappes die niets toevoegen. Daar mis je de ontsnappingen en de spanning van vroeger.”
Over de tijdritten is hij scherp: “Naast de ploegentijdrit krijgen we één korte, heuvelachtige chrono. Dat is te weinig, zeker voor renners als Ganna, Tarling of Evenepoel. De Tour wordt steeds meer een klimwedstrijd.” Toch ziet hij positieve elementen: “De koninginnenrit op dag twintig is een meesterzet. Als het klassement dan nog dicht bij elkaar ligt, krijgen we vuurwerk. De finish op Montmartre blijft spectaculair, en er zijn enkele etappes die klassiekerspecialisten aanspreken. Maar dit is geen ronde voor allrounders.”
Evenwicht tussen spektakel en traditie
Met zes sprintkansen, zes à zeven bergetappes, een kort tijdritwerk en een slotweek vol Alpengeweld probeert de ASO de spanning tot het uiterste te rekken. De nadruk ligt op het zuiden en zuidoosten van Frankrijk; de noordelijkste etappe blijft de Parijse finale over de kasseien van Montmartre.
De Tour van 2026 past in de lijn die Prudhomme eerder uitlegde: geen vroege beslissing, maar groeiende spanning tot de laatste bergrit. De organisatie kiest duidelijk voor risico en spektakel boven voorspelbaarheid. Of het parcours dat ook waarmaakt, zal afhangen van de renners — en van wie nog overeind blijft op de Sarenne.