Jonas Vingegaard laat zien dat zijn vormcurve scherp omhoog wijst in aanloop naar de Tour de France. De Deen van Team Visma | Lease a Bike maakt indruk in het Critérium du Dauphiné, maar beseft dat hem straks in Frankrijk een duel wacht van het allerhoogste niveau. Met een ontketende Tadej Pogacar als opponent lonkt misschien wel de zwaarste strijd uit zijn carrière.
Op de slotdag van de Dauphiné is er voor Vingegaard en zijn ploeg nog alles om voor te strijden. De eindzege ligt binnen handbereik, maar dan moet wereldkampioen Pogacar alsnog onder druk gezet worden. Dat vergt meer dan alleen goede benen.
“Ik ga hier ons plan niet verklappen”, hield Vingegaard zijn kaarten strak tegen de borst voorafgaand aan de laatste etappe. “Je zult het straks wel zien. Vandaag is in elk geval dé dag om er vol voor te gaan. Alles ligt nog open, en wij gaan ons uiterste best doen.”
Hoewel Pogacar tot nu toe dominant oogt, is niets beslist. De zware slotweek laat zijn sporen na, en de kleinste hapering kan alles op z’n kop zetten. “Natuurlijk zou het mooi zijn om de eindzege te pakken. De koers is nog niet gereden, en we moeten elke kans grijpen.”
Wat vaststaat: wie straks het geel in Parijs wil dragen, moet een Pogacar in topvorm kunnen weerstaan. Daar is Vingegaard zich terdege van bewust. “Ik verwacht dat Tadej in de Tour op zijn allerbest zal zijn. Dat hij nog slechter wordt? Nee, dat zie ik niet gebeuren,” klonk het nuchter, maar vol vertrouwen.
De Deen put hoop uit zijn eigen opbouw richting juli. Zijn benen voelen beter met de dag. “Gisteren voelde al erg goed, maar ik weet zeker dat er nog rek op zit. Ik kan er geen getal op plakken, maar ik voel dat ik nog sterker kan worden.”
Tot slot werd Vingegaard gevraagd naar een mogelijk vervolg op zijn Tourcampagne, met de Vuelta a España in het achterhoofd. Voorzichtig hield hij die deur op een kier: “Als je voor de Tour gaat, is het vaak daarna pas de vraag of de Vuelta realistisch is. Maar wat mij betreft ben ik er nu vooral van overtuigd dat ik een goede Tour kan rijden. Daarna zien we wel verder.”