Ben O’Connor had een uitmuntend seizoen in 2024. Met een tweede plaats in de Vuelta a Espana, het WK Wielrennen en de UAE Tour, aangevuld met een vierde plaats in de Giro d’Italia en diverse overwinningen, beleefde de Australiër het beste seizoen van zijn carrière. Toch deelde hij in een gesprek met WielrennenUpToDate ook de zwaardere momenten van het jaar.
Tijdens een persbijeenkomst in Altea sprak O’Connor openhartig met journalisten. De renner, die nu uitkomt voor Team Jayco AlUla, gaf aan dat zijn Australische roots een belangrijke reden waren om voor deze ploeg te kiezen. Daarnaast bevestigde hij dat de Tour de France zijn grootste doel zal zijn en dat hij hoopt opnieuw het niveau van 2024 te bereiken, waarin hij tot de absolute uitblinkers van het peloton behoorde.
Het seizoen begon ontspannen met een ‘leuke’ overwinning in de Vuelta a Murcia, waar hij zonder druk reed. Toen hem werd gevraagd naar het meest teleurstellende moment van het jaar, noemde O’Connor twee momenten. Het eerste moment vond plaats in de Giro d’Italia.
"De vierde plaats in de Giro, zonder twijfel", vertelde hij. "Dat was het moeilijkst. Ik was ziek, zoals ik eerder heb uitgelegd, en ik voelde dat ik niet de koers reed waar ik zo hard voor had gewerkt. In etappes 16 en 17 was ik slechts een schaduw van mezelf." Hij legde uit dat hij zich pas in etappe 20, met twee beklimmingen van de Monte Grappa, weer beter begon te voelen. Het tijdverlies door zijn ziekte had echter elke kans op een podiumplaats ontnomen.
Een ander moeilijk moment beleefde hij tijdens de Olympische Spelen. "Achteraf gezien was dat misschien nog erger", gaf hij toe. "Je kunt het aan Simon Clarke of Michael Matthews (Bling) vragen. Clarke zei later: 'Dit is waarschijnlijk waarom je zo goed was in de Vuelta,' omdat ik zo boos was. Ik had een slechte koers gereden en voelde dat ik Australië had teleurgesteld. Dat knaagde enorm, want daar rijd je voor. Maar het zorgde ook voor vuur in mijn buik."