Luik-Bastenaken-Luik telde meer dan 250 kilometer en 4000 klimmeters, wat ook een kenmerk is van de Wereldkampioenschappen dit jaar. De Belgische bondscoach,
Sven Vanthourenhout, gelooft echter niet dat dit automatisch een voordeel oplevert voor
Tadej Pogacar ten opzichte van
Mathieu van der Poel.
"De afstand en het aantal hoogtemeters kunnen dan wel vergelijkbaar zijn, een WK is altijd anders, ook al omdat je te maken krijgt met lokale rondes. Dat is toch anders dan in bijvoorbeeld Luik-Bastenaken-Luik", zegt Vanthourenhout in een interview met Het Nieuwsblad. "Op een lokaal circuit wordt vaak anders gekoerst. En het is niet omdat Van der Poel net iets te kort komt in Luik, dat dit ook zo op het WK zal zijn. Ik herinner mij nog dat ik op het WK in Imola in 2020 renners zag lossen die twee weken eerder in een grote ronde een dik klassement reden. Terwijl op dat moment Vlaamse klassieke renners zoals Oliver Naesen en Wout van Aert wel nog vooraan in koers zaten."
De route van 276 kilometer kent beklimmingen vanaf de start tot aan de finish in Zürich, maar deze zijn over het algemeen kleiner van aard. Hoewel ze zorgen voor explosieve wedstrijden, ontbreken lange of al te steile beklimmingen waarop serieuze verschillen kunnen ontstaan, zoals in Luik. Vanthourenhout richt zich echter op het technische aspect van het parcours, wat in het voordeel zal zijn van de klassiekerspecialisten, en met name van de twee cyclocrossers.
"Op een WK wordt er anders gekoerst, wordt die koers anders ingedeeld. Dan kan het resultaat ook helemaal anders zijn", stelt hij. "Nogmaals: in dat opzicht vind ik een WK altijd een heel aparte wedstrijd. Er zijn renners die goed uit een grote ronde komen en die kunnen scoren op een WK en je hebt renners die minder goed uit een grote ronde komen of die een klassement gereden hebben en daardoor wat tekortkomen."